'Ajax zocht een speler die zijn man kon
uitschakelen en daarna de bal inleverde
bij een middenvelder'
Piet Wijnberg
Eentje!
Ook elftalleider Piet Wijnberg zegt weieens tegen zijn spelers dat dit
hun laatste kans is, maar dat is anders. Wijnberg bedoelt het als een
dolletje, terwijl bij Ajax Leo Beenhakker het uit de grond van zijn hart
meende, als hij Wijnberg weer eens een veeg uit de pan gaf. Maar
ondanks een getroebleerde verhouding met Beenhakker kijkt de
Hilversumse verdediger met trots terug op zijn Ajax-seizoenen eind
jaren zeventig, begin jaren tachtig, met drie kampioenschappen,
twee bekerfinales en... één doelpunt.
tekst Marcelle van Hoof
Hét talent van voetbalclub 't Gooi was
hij, Piet Wijnberg. Kampioenschappen en
winnende toernooien in binnen- en bui
tenland regen zich aaneen voor de ra
zendsnelle aanvaller. Spits, ja, want ook
Wijnberg past in het lange rijtje Ajax-ver-
dedigers (onder anderen Wim Suurbier,
Ruud Krol, Sonny Silooy, Michael
Reiziger) die twee linies terug werden ge
haald en daar pas op hun plek kwamen.
Anders dan bij veel aanvallers die omge
turnd worden, had Wijnberg daar hele
maal geen moeite mee. 'Op mijn
zestiende stond ik in Hilversum in het eer
ste. Bij een training bleef ik achterin han
gen en dat beviel zowel de trainer als mij.
Het maakte me niet uit waar ik speelde,
als ik maar een vaste plek had.'
Wijnberg verhuisde in 1976 naar FC
Utrecht, maar hij speelde als amateur in
het C-elftal. 'Ik wilde eerst zien of het me
beviel om in een profclub te spelen. Ik
wilde nog wat vrijheid voelen, nog geen
werknemer zijn. Maar ik voelde me er
thuis en na twee jaar kon ik naar Ajax. Ik
voetbalde ook in het militair elftal, onder
Jan Zwartkruis, en speelde fijne inter
lands, onder andere tegen Duitsland en
Italië. Dat viel op.'
Trainer Cor Brom verhuisde in 1978 van
Sparta naar Ajax. Hij vroeg de twintigja
rige Wijnberg om naar Ajax te komen.
'Na een wedstrijd kwam hij de kleedka
mer binnen en vroeg in het algemeen:
"Wijnberg, hoe schrijf je dat?" Ik dacht
dat hij een journalist was. Ik speelde
onder andere met Peter Houtman en
andere jongens die al ergens in het
eerste speelden. Ik was de enige amateur,
die in Utrecht 2 speelde, en was relatief
onbekend. Die vraag begreep ik. Ik gaf
keurig antwoord, maar hij bleek geen
journalist maar trainer van Ajax te zijn.
'Ajax zocht een speler die zijn man kon
uitschakelen en die daarna de bal inle
verde bij een middenvelder. Meer hoefde
je niet te doen. Dat was mij wel toever
trouwd. Ik moest het van hard werken
hebben en wist heel goed wat ik wel en
vooral niet kon. De spits is altijd de ge
vaarlijkste speler van de tegenstander. Als
je die angel eruit haalde, had je je werk
goed gedaan. Meer hoefde niet. Dat is
tegenwoordig heel anders. Nu begint de
opbouw van achteruit.
'Jazeker, ik voelde me geaccepteerd door
het Ajax-publiek. Als je je werk goed
doet, is er geen probleem. Aanvallers als
Ling zijn flierefluiters, die verdienen de
ene wedstrijd een negen en dan weer een
vier. Dat hebben de meeste spitsen, die
zijn grilliger. Ik was gelijkmatig, altijd
tussen de zes en de zeven. Soms een vijf
of een acht, maar meestal speelde ik
heel constant.'
Spelbrekers bij Ajax waren wel de blessu
res waar Wijnberg mee kampte. Al snel
na zijn komst in 1978 raakte hij gebles
seerd, aan zijn rug en aan zijn knie. 'Ik
was tegen een paaltje gegleden. Mijn knie
lag helemaal open. Maar ik wilde me zo
graag bewijzen dat ik steeds te vroeg met
trainen begon, zodat die wond weer
opensprong. Ik mocht in de winterstop
niet mee op trainingskamp en trainde in
de Meer in de sportzaal met het tweede.
Leo Beenhakker was daar de trainer. In
die zaal deed ik ook gewoon tackles,
want ik wilde zo snel mogelijk naar het
eerste, zat vol ambitie en eerzucht. Ik had
nog geen competitiewedstrijd gespeeld.
Tijdens die trainingen schopte ik naar
Piet Wijnberg duelleert met Gerard
van der Lem in de wedstrijd Ajax -
Sparta (1 -0) op 4 mei 1980, een
week voor Ajax' kampioenswed
strijd tegen Excelsior waarin hij de
bevrijdende gelijkmaker zou scoren.
februari 2005