Vier hoofdrolspelers
blikken terug
Het rampseizoen 1964-1965
DE DURE AANKOOP - 'Geen schijt aan kritiek'
DEAANVOERDER - 'Een kerel maken van Cruijff'
DE NIEUWE TRAINER - 'Pijnlijk gebrek aan eenheid'
HET SLACHTOFFER-ik prefereerde de menselijke benadering
Klaas Nuninga was 23 jaar oud toen hij in 1964 de overstap maakte van GVAV naar Ajax. Voor 250.000
gulden, de hoogste transfersom die tot dan toe voor een speler was betaald in Nederland. Nuninga, die
in Amsterdam-West onderwijzer werd op de Marius Bauerschool, was bij zijn komst naar Ajax reeds
international. 'Ik kon al eerder naar het westen, maar ik wilde mijn studie aan de kweekschool afmaken.
Ik zat ook nog in het militaire elftal, onder anderen met Pietje Keizer. Pietje vroeg aan mij of ik misschien
naar Ajax wilde komen. En ondanks dat ik al de top - het Nederlands elftal - had bereikt, wilde ik ook via
een club hogerop. Met betere voetballers om me heen zou ik nog meer plezier krijgen in mijn werk c.q. sport.
'Mijn start was niet denderend. Dat had in de eerste plaats te maken met mijn overgang van Groningen naar
Amsterdam, maar het kwam mijns inziens vooral door het tekort aan kwaliteit van het elftal van 1964.
ledereen sprak echter over dat hoge transferbedrag. Dat speelde ook mee in mijn hoofd. Ik was geen
instinctieve voetballer of een mens die alleen maar voetbalt en voor de rest niets dacht. Het was gemakke
lijker geweest om overal schijt aan te hebben, maar zo was en ben ik niet.'
Werner Schaaphok nam - als erkend levensgenieter - ook buiten het veld zijn verantwoordelijkheid. 'Na het
debuut van Cruijff had ik een gesprek met een bestuurslid die me vroeg Cruijff op sleeptouw te nemen,
de stad in, zodat hij een kerel werd. Maar na de komst van Nuninga vroeg het bestuur me om het wat rusti
ger aan te doen; Nuninga was immers een nette vent, een onderwijzer. En het grappige is: met
Nuninga raakte ik bevriend, we kwamen bij elkaar thuis.'
Rinus Michels, die nadat hij vanwege een hernia in 1958 abrupt met voetballen was gestopt, nog
eerst zijn diensten bij Ajax aanbood als fysiotherapeut, had reeds gesolliciteerd bij DOS en
Heracles, alvorens Jaap van Praag hem benaderde. 'Via de KNVB was Ajax bij mij gekomen. Ik had
mijn hoogste trainersdiploma vers op zak. De ploeg hing als los zand in elkaar. Er was te weinig
teamdiscipline, taakdiscipline en het ontbrak de spelers aan een professionele instelling. Er heer
ste een pijnlijk gebrek aan eenheid. Spelers vormden kliekjes en hadden meer wantrouwen
dan vertrouwen in elkaar. Als het niet goed ging, begon een aantal spelers voor zichzelf te spelen.
Het was zeer moeizaam. Thuis ging het nog wel, uit was het slecht, omdat men niet als een éénheid
vocht. De technische commissie maakte bij mijn komst nog iedere week de opstelling. Dat gaf in de
loop van de tijd de nodige wrijving. Ik stelde het bestuur daarop een ultimatum: zij gaven
mij de volledige technische verantwoordelijkheid of ze moesten een ander nemen.
'Ik heb veel veranderingen doorgevoerd, zoals het verbeteren en onderhouden van de teamdiscipline
en het ontwikkelen en bewaken van een professionele instelling. Op de korte termijn ging het
natuurlijk om overleven. Het seizoen erop ging ik voor het kampioenschap. Verder begon ik geleidelijk het
fullprofessionalisme in te voeren. Spelers moesten zich ook buiten het veld, in hun dagelijkse leefwijze, pro
fessioneel gedragen.
Met mijn eerste aankopen Gert Bals, Co Prins en Henk Groot kwam er in het volgende seizoen meer balans
in het team. Het teambuildingsproces begon zijn vruchten af te werpen. Op deze solide basis kwam meer
en meer de grote klasse van een aantal spelers bovendrijven, vooral aanvallend met Swart, Cruijff, Keizer
en Groot. Met deze spelers beschikte dit team over een ongekend potentieel. Maar om er rendement van te
hebben moest er een solide ondersteuning komen uit middenveld en achterhoede. Dat lukte. Kijk maar naar
de doelsaldi: 52-51 in 1964-1965,79-25 in 1965-1966 en 122-34 in 1966-1967.Tel uitje winst!'
Toon den Boer was het 'slachtoffer' van de trainerswissel; hij kreeg na de komst van Michels bijna
geen kansen meer: 'Vic Buckingham was een lieve man. Echt menselijk. Een voorbeeld: ik voetbalde met
een bril op. Niemand zei daar wat van, maar toch leek het Buckingham veiliger dat ik contactlenzen zou
krijgen. Twee weken later had hij ze voor me geregeld. Rinus Michels was meer een man van rechttoe
rechtaan. Zo'n benadering had ik liever niet. Ik prefereerde een menselijke benadering. En ik ging gerégeld
tegen hem in.'
januari 2005 55