Johnny Rep (1951) De dravende geluksvogel Een hoefijzer brengt geluk (Amsterdam, 1973) De grootste kwaliteit van Johnny Rep was dat hij op het juiste moment op de juiste plek wist te zijn. Dat gold niet alleen voor zijn positie in het veld, maar ook voor het aanwezig zijn op plekken waar hij tot grote hoogten kon stijgen dankzij de voetbalpotentie van de mannen die om hem heen liepen. Door die intuïtieve voelspriet, dat - aldus Ruud Krol - 'gouwe pikkie', heeft hij het maximale uit zijn voetbalcarrière weten te halen. Bij het Super-Ajax en het Nederlands elftal uit de beginjaren zeventig, maar ook later, vanaf 1975, bij Valencia met Mario Kempes en Lobo Diarte, bij Bastia met Jean-Frangois Larios en bij Saint-Etienne met cracks als Dominigue Rocheteau en Michel Platini. Johnny kon heel behoorlijk langs een tegenstander komen, ongetwijfeld, maar doe ik mijn ogen dicht om terug te halen wat nu een typische Rep-manoeuvre was, dan moet ik eer lijk bekennen dat er weinig tot niets heeft beklijfd. Nee, in mijn herinnering was Johnny altijd op weg. Op weg naar de juiste plek in het veld. Een verdienste op zich trouwens, misschien wel dé Rep-specialiteit: met een enorme startsnelheid op de eerste meters in een prachtige draf geraken, op weg naar de plek waar te scoren viel. Als een blond race paard: soepele motoriek, kop in de wind, wapperende, geroskamde manen. Zo snel dat hij vleugels leek te hebben. Pegasus Rep. Bij Zeus, wat glansde zijn vel als hij als eerste over de finish kwam, en wat oogde zijn overwinning simpel. Die innemende lach die hem nog nadrukkelijker van het scherm af deed spetteren, zo de zwijmelende bakvisharten in. Met zo'n goddelijk fysiek wist je als kijker dat het waar móést zijn. Dat zijn commentaar als twintigjarig broekie na zijn eerste twee belangrijke doelpunten had geluid: 'Ik zei nog tegen Cruijff: geef mij ze maar, ik maak ze wel.' Oost-Zaans geloof in eigen kunnen, over goten met een sausje Amsterdamse bluf? Of de grootspraak van een joch dat zijn exa menvrees en onzekerheid probeerde te bezweren? In ieder geval een opmerking die meer vrolijk was dan gevat. Meer stoer dan grappig. Moest hij op een bijbaan komen opdraven om zijn kunsten te vertonen, dan was hij nau welijks te motiveren en draaide hij zich liever nog een keer om in het stro. Maar was er een race te rijden met interessante prijzen, dan hoefde je Johnny niet uit de stal te halen. Die had zichzelf dan al opgetuigd en gezadeld en stond hoefschrapend bij de racebaan om zich heen te kijken waar de anderen bleven. Trapte dan zelf zijn startbox open om te zor gen dat hij als eerste op weg was naar de binnenbocht. Was ook niet te beroerd om zijn grootste concurrent, de in zijn eigen ogen nog goed spelende, maar inmiddels aftandse Arabische volbloed Paco Buitenzorg, het raceveld uit te werken. Achterwaarts trappend richting trainer en bestuur, provocerend hinnikend, schuim om de mond. Maar Paco was een ouwe taaie, dus Johnny liet hem pas achter zich in het seizoen 1972-1973 na twee wervelwindversnellingen in de strijd om de Wereld Beker tegen Independiente, allebei op aangeven van Johan Cruijff. Ogenschijnlijk gemakkelijk gemaakte goals, die Johnny meteen de naam gaven dat hij een mazzelhengst was, beslagen met vier hoefijzers. Als Johnny niet onderweg was naar de juiste plek, dan was hij al op de juiste plek aange komen en zag ik hem net iets eerder dan zijn persoonlijke tegenstander de lucht in gaan richting bal. Kwestie van timing. Lastig als je daar van nature niet over beschikte, maar: timing was aan te leren. Min of meer. Niet aan te leren was Reps vermogen om het ver blijf in de lucht te verlengen tot hij zijn hoofd tegen de bal had gekregen. Een prachtig voorbeeld was de Europa-Cupfinale tegen Juventus waarin Rep, na een veel te hoge voor zet van Horst Blankenburg, zijn hoofd nog onder de bal wist te drukken. Met een onwaar schijnlijke pisboog zeilde de bal over de grabbelende doelman Zoff heen, vlak onder de lat door. Reps directe tegenstander sprong bijna altijd later, maar was eerder weer op het gras terug. De verdediger ging veel te gespannen omhoog, vastgebonden aan het elastiek van de zwaartekracht, en kwam, een soort omgekeerde bungeejump uitvoerend, niet echt los van de grond. Johnny wel. Hij misleidde de zwaartekracht door de ontspannen lichtheid waarmee hij de ruimte boven het veld in klauterde. Het was vergelijkbaar met de tijde lijke gewichtsloosheid die je in tekenfilms ziet: de muis Jerry die een ravijn overbrugt door in het luchtledige razendsnel zijn voeten te blijven bewegen, in de overtuiging dat het hem gaat lukken. Johnny lachte er dan ook zelfverzekerd bij. De kat Tom die er verbe ten achteraan gaat en halverwege het ravijn beseft dat hij in het beangstigende niets hangt te trappelen: hij schrikt, het bewustzijn maakt zijn lichaam loodzwaar en hij don dert met een razende vaart de diepte in. Niks lucky goals dus: Johnny was op tijd op de juiste plek en gelóófde in de hoogte die hij kon bereiken. De jockey die Rep tot zijn beste races kon drijven, was Johan Cruijff. Jopie wist precies waar hij zijn sporen in Johnny's flanken moest zetten en wanneer hij zijn verbale zweep moest gebruiken om Rep over zijn neiging tot gemakzucht heen te krijgen. En Cruijff had zo'n perfecte pass in huis dat Rep niet anders kon dan een foutloze sprong met effectieve afwerking uitvoeren. Verdienste van het paard of van de ruiter? In ieder geval waren de cijfers op de bordjes van de jury voor de combinatie Cruijff-Rep hoog. Tot het moment kwam dat Rep de steeds groter wordende dominantie van de ruiter spuugzat was en hij niet meer openstond voor de juistheid van de commando's, maar alleen nog voor de betweterigheid ervan. Johnny vond dat hij inmiddels zijn eigen race wel kon rijden en dat de teugels best gevierd konden worden. Sterker nog: Johnny zocht naar een geschikt moment om de ruiter die hem boven zichzelf uit had laten springen, af te werpen. Haat-liefde (München, WK 1974) 'Rot toch op, man!' In de close-up van de camera vormt de mond de woorden provocerend. 'Wie denk je dat je bent, Godallejezuschristus of zo? Waar haal je het lef vandaan om te roepen dat ik zo vlak voor de goal eerder in had moeten stappen? Jij had eerder moeten afleggen of 'm nauwkeuriger moeten koppen. Niet precies in mijn voeten, maar wat meer naar voren. Was ik die hufter in mijn rug heus wel te snel af geweest. Nu kon ik er nog net bij, maar kreeg ik dat geniepige elleboogje in mijn nierstreek zodat de controle weg was en de bal hoog overging. Je roept toch altijd dat timing en vooruitziende blikje speciali teiten zijn? Dan hoef ik jou toch niet uit te leggen dat je de inkomende snelheid van die badmuts achter me beter had moeten inschatten? Help me liever overeind en hou die afzeikerige opmerkingen voor je. Het belang van het team is toch zogenaamd heilig voor je? Had dan eerder opgetreden tegen Rensenbrink, die de hele eerste helft heeft lopen hinkepinken omdat hij zijn wedstrijdpremie niet mis wilde lopen. Je bent toch aanvoer der? Had dan in de rust tegen Rijsbergen geroepen dat hij met die blessure aan zijn knie niet verder mocht in plaats van hem pas in de zeventigste minuut af te laten lossen door Theo de Jong. Maar nee hoor, in plaats daarvan ga je na het rustsignaal samen met Van Hanegem scheidsrechter Taylor lopen opnaaien en bekritiseren. Met een gebarentheater alsof de Duitsers je in samenwerking met Taylor aan het kruis hebben genageld. Een vol strekt nutteloze exercitie. Onprofessioneel ook. En dus krijg je geel. Ja, logisch. Goed, we zitten nu dik in de tweede helft en staan met 2-1 achter. Ik weet ook wel dat ik er al een paar in had moeten knallen, maar zit je zelf lekker in de wedstrijd dan? Dacht MEI 2004

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 2004 | | pagina 75