Rob de Wit (1963)
In het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst, in het verleden gemaakte
fouten evenmin. Maar Nederland heeft zich toch maar mooi geplaatst voor Portugal en dat maakte de weg
vrij om naar hartelust te hopen en te dromen en schijn en werkelijkheid naar onze hand te zetten.
(Oud-)Ajacieden in Oranje blikken tot de zomer vooruit én terug. Wat nu eens, als niet...?
De zorgeloze pechvogel
De hoofdzaak (Boedapest, 1985)
'Nietje hoofd gebruiken. Nietje hoofd. Niet om de bal te spelen, om te beginnen. Een
spits wel natuurlijk, anders komen die ballen voor niks hoog voor het doel. Maar een
linksbuiten als ik niet. Daar ben ik niet voor. Ik doe het voorbereidende werk met de voe
ten. Koppen is niks voor mij. Ik trek mijn hoofd liever terug. Alleen als het echt niet
anders kan, bij een voorzet van rechts die niet te ontwijken is, geef ik een knikje. Meestal
volstaat het om voor de show een sprongetje te maken en de bal te laten passeren. Heb
ik mijn hoofd kunnen sparen, terwijl ik toch mijn best heb gedaan.
Maar ik bedoel het eigenlijk veel algemener. Voetballen is vooral: nietje hoofd gebruiken.
Het is van belang, net zo goed voor een spits, om niet na te denken bij wat je doet. Niet
bedenken hoe je de bal aan gaat nemen, wat voor actie je gaat maken, hoe je de aanval
afrondt. Vertrouwen op de ingeving die je pas achteraf kunt beredeneren. Al is het zelfs
de vraag of dat wenselijk is. Misschien moet je ook na afloop slechts genieten van acties
en bewegingen. Ga je ze beredeneren, dan leidt dat ertoe dat je ze een volgende keer
wilt herhalen en gaat bedenken hoe je dat zou kunnen doen. Dat is funest. Geniet van wat
je voeten hebben laten zien. Herinner je de glorie van het moment. Ga niet de concurren
tie met jezelf aan door het opnieuw te willen kunnen. Of blijf je verbazen en lach je rot
om die ene magische touch waarmee je iedereen de verkeerde kant op stuurde, zoals bij
die verrassingsgoal in Boedapest.
Als ik had nagedacht, had ik dat beslissende doelpunt tegen Hongarije niet gemaakt. Dan
had ik geprobeerd om buitenom de achterlijn te bereiken of ik had bedacht dat ik de bal
het best meteen vanaf de punt van het strafschopgebied voor had kunnen geven in de
hoop met wat geluk een medespeler te bereiken. Desnoods had ik een steekpassje over
wogen. Met weinig kans op succes, want die verdediging zat potdicht. Maar mijn hoofd
was vrij en ik handelde in alle opzichten tegen de logica in. Bij mijn balaanname was de
eerste beweging van mijn lichaam er een in de richting van een voorzet. In strijd hiermee
tikte mijn voet de bal echter haaks daarop het strafschopgebied in. Mijn rechtervoet
zelfs, geloof ik, hoewel ik dat normaal gesproken het liefst met links zou doen. Je zou het
een Rensenbrink-beweging kunnen noemen, want door de tegendraadsheid van mijn voe
tenwerk ontstond er een soort kronkel in mijn lichaam. Het resultaat was dat vier Honga
ren op rij instapten en ik met één tikje ongehinderd voor de keeper verscheen. In feite
was ik met die kronkel gewoon rechtdoor gelopen, terwijl de verdedigers niets anders
hadden gedaan dan plaats voor me maken.
En daar hield het nog niet op. Als ik had stilgestaan bij het belang van de wedstrijd, die
we per se moesten winnen om nog kans te behouden op kwalificatie voor het WK, en de
situatie, zo alleen voor de keeper, goed tot me had laten doordringen, had ik niet zo licht
zinnig gehandeld. Dan had ik voor zekerheid gekozen en dus de bal ofwel in een hoek
geschoven, ofwel zo hard mogelijk rechtdoor gepoeierd. Waarbij het overigens heel goed
mogelijk was geweest dat de keeper de bal gestopt had, omdat hij mentaal op deze doel
pogingen was voorbereid. Hij ging gestrekt en blokkeerde een flink deel van het doel.
Maar wat deed mijn linkervoet? Die produceerde zo'n stiftje dat populair was op de trai
ningen bij Ajax en in wedstrijden waarin we al een ruime voorsprong hadden opgebouwd,
bij voorkeur tegen Feyenoord. Het bleek de meest efficiënte manier om te scoren. Het
mag niet in deze situatie, en je bedenkt het niet. Toch was het het beste wat ik kon doen.
Misschien wel het enige juiste. Zonder na te denken over voorschriften en belangen.
Dat wil niet zeggen dat het niet mogelijk geweest was om te denken. Hoe snel het ook
gaat, tijd om te denken is er altijd. Je kunt in een fractie van een seconde alle alternatie
ven om te scoren de revue laten passeren, alle instructies van de trainer nogmaals tot je
door laten dringen, desnoods het percentage missers in soortgelijke situaties in je car
rière berekenen. Je kunt in gedachten zelfs de kranten van de volgende dag vast doorne
men en de jubel of hoon van het publiek horen. Je kunt door alles heen de smeekbede
van je moeder horen: 'Jongen, doe het goed.' Het kan druk zijn in je hoofd op zulke
momenten. Maar beter is het om dat niet te doen. Je kunt beter niet nadenken.
Te veel nadenken is sowieso niet goed voor je hoofd. Dat geeft alleen maar stress. Een
leeg hoofd werkt veel beter. Je moet je hoofd altijd ontzien. Dat betekent natuurlijk niet
dat je als een kip zonder kop over het veld moet gaan rennen. Je moet je hoofd er wel bij
hebben. Alert zijn, de goede momenten kiezen, zuinig zijn. Maar je moet vooral op je
gevoel afgaan. En dat gevoel komt ook uit je hoofd. Het zit in je hoofd. Als het gevoel niet
in je hoofd zit, kun je niks. Dat is het lijntje: van je hoofd naar je voeten. Maar het moet
zoveel mogelijkje hoofd uit en je voeten in. Je moet er niet bij stilstaan, het moet stro
men. Denk met je voeten. Ik zou bijna zeggen: gebruik je koppie.'
Spanning (Rotterdam, 1985)
Fouten maken we allemaal. Net als domme dingen, die doen we ook allemaal. Al doe je
nog zo goed je best of heb je nog zoveel talent, het is niet te vermijden. Het maakt dus
niet uit of je je er druk om maakt. Er zijn mensen die zo bang zijn om fouten te maken of
domme dingen te doen dat ze nergens toe komen. En mensen aan wie je kunt zien dat ze
onder hun angst gebukt gaan. Erdoor getekend worden. Voetballers die de nacht voor de
wedstrijd geen oog dichtdoen omdat ze zichzelf bij voorbaat hopeloos de mist in zien
gaan. De nacht erna trouwens ook, want dan spelen ze de wedstrijd nog een paar keer
over, vol zelfverwijt of opluchting, en in ieder geval ter lering voor de volgende. Spelers
die kotsend boven de wc hangen voordat ze het veld op komen.
Vooral keepers hebben er last van. Jongbloed, die zich knipogend twee WK's door hui
verde. Pim Doesburg, van wie een knipoog niet eens zou opvallen omdat elke vezel in zijn