buitenstaander
Tom van 't Hek (Naarden, 1958) is een duizendpoot. Hij is oud-hockeyinternational (met een lange en
prachtige staat van dienst), oud-bondscoach bij de vrouwen (met eveneens een succesrijke palmares),
huisarts, directeur en radiopresentator. Zelf noemt hij zich ondernemer of, gekscherend, 'entertrainer'.
Want zijn huidige hoofdbezigheid is het verzorgen van presentaties en trainingen voor bedrijven, waar
bij hij gebruik maakt van alle ervaring die hij opdeed als topsporter en arts. Zo enthousiast als hij over
zijn werk praat, zo enthousiast doet hij dat ook over voetbal. 'Ik zou niet slecht scoren in een voetbal-
guiz,' weet de presentator van Langs de lijn.
Jeugd en voetbal
Duizendpoot
Tom van 't Hek is
bovenal sportliefhebber
In eerste instantie twijfelt Van 't Hek of hij moet instemmen met een interview. Hij voor
komt liever dat zijn naam te nadrukkelijk aan Ajax wordt gekoppeld. Maar, zo weet hij zelf
ook, aan bijna veertig jaar Ajax kun je niet zomaar voorbij gaan. Want reeds als tienjarige
stond kleine Tom met zijn broertjes en vader op de tribune in de Meer. Na enig nadenken
gaat hij dan ook akkoord, hoewel hij graag zijn Ajax-verleden en -heden wil nuanceren. In
een wat sombere entourage, een wegrestaurant in centraal Nederland met als uitzicht
regen en files, praat Van 't Hek een uur lang honderduit. Vrijwel zonder pauzes en met een
ongebreideld enthousiasme.
'Ik ben geboren in Naarden en opgegroeid in een groot gezin met acht kinderen. De oudste
vijf zijn geboren in Amsterdam, op een paar honderd meter afstand van de Meer. Mijn
vader was Amsterdammer en Ajacied. Bij ons thuis waren het katholicisme en het Ajax-
gevoel diep geworteld. Tussen 1968 en 1970 sloeg ik vrijwel geen thuiswedstrijd van Ajax
over. Mijn oudste broers regelden de kaartjes. Hoewel we in Naarden woonden, gingen zij
naar Amsterdam om ze te kopen. Sport heeft bij ons thuis altijd een belangrijke rol
gespeeld. Hockey ging voorop; ik was zelf een jaar of veertien toen het mijn passie werd.
Die passie was gelukkig goed te combineren met mijn passieve liefde voor voetbal. Zelf
heb ik nooit op een voetbalclub gezeten. Wel heb ik heel veel op straat gevoetbald en was
ik vaste kracht in het schoolelftal. Ik kon een aardig balletje trappen en speelde in de
spits. Het heeft toch met het gezin te maken dat ik nooit lid ben geworden van een voet
balclub. Bij ons werd vooral gehockeyd. Dus deed ik dat ook en het ging me in de praktijk
goed af. Toen ik op mijn zestiende in het eerste van Kampong terechtkwam, was het
gedaan met mijn regelmatige bezoek aan thuiswedstrijden van Ajax.'
Toch bleef de jonge Van 't Hek thuiswedstrijden van Ajax bezoeken; ook van het Neder
lands elftal en in mindere mate Heerenveen en FC Utrecht. Van 't Hek; 'Ook toen ik stu
deerde, probeerde ik door de week kaartjes voor Europa-Cupwedstrijden te bemachtigen.
Ik heb in 1974 tijdens het WK in West Duitsland slechts een van de zeven wedstrijden
gemist. Ik was pas zestien jaar, maar wilde er per se bij zijn. Het was het eerste toernooi
waarin het Nederlands elftal heel sterk naar buiten trad. Ik kan me uit die tijd nog ver
schrikkelijk veel herinneren, dat is een soort tic van mij. Opstellingen, doelpuntenmakers,
momenten, dat soort dingen. In voetbalquizzen zal ik me waarschijnlijk niet met de aller
beste kenners kunnen meten, maar op B-niveau kom ik een heel eind. De opstelling van
West-Duitsland - Engeland in 1966 lepel ik zo op. Veel van die feiten zitten in mijn hoofd
opgeslagen. Ik heb dat ook met hockey en wielrennen. De Tourwinnaars vanaf 1965 ken ik
vrijwel allemaal. Dat is allemaal gegroeid tussen mijn tiende en twintigste; het was een
soort kick om al die feiten te onthouden. Dat kwam voort uit een bovenmatige interesse
voor de sport. Mijn voorkeur gaat uit naar alle balsporten; als Wimbledon en Roland Garros
in de eindfase komen, blijf ik ook kijken.'
Heb je als hockeyer ooit het gevoel gehad dat jullie sport ten opzichte van voetbal werd
ondergewaardeerd, zowel wat betreft geld als aandacht?
'Nee, nooit. Dat heeft te maken met marktwerking. Voetbal is nu eenmaal een grote sport,
daar was ik mij in mijn actieve tijd als hockeyer zeer van bewust. Hockey is een kleine
sport, maar dat gegeven heeft mij nooit in mijn plezier belemmerd. Ik heb het altijd als een
voorrecht beschouwd dat ik door mijn sport zoveel heb gereisd en meegemaakt. Natuurlijk
heb ik mij tijdens mijn loopbaan ook voor geld geïnteresseerd. Het zou heel utopisch zijn
om het tegendeel te beweren, maar ik heb er nooit van wakker gelegen. In mijn tijd was het
sowieso anders, want de sport kostte me zelfs geld. Spijt heb ik er niet van, ik zou het mor
gen weer net zo doen.'
Tom van 't Hek is inmiddels bijna 46. Ook nu gaat hij nog weieens naar het voetbalstadion,
meestal naar wedstrijden van het Nederlands elftal. Zijn dosis sport pakt hij op zondag, als
hij in de studio van Langs de lijn alle wedstrijden via monitoren binnenkrijgt. Van 't Hek ziet
APRIL 2004 105