Petri Tiainen
Onvoltooid verleden
Vertrapte bloesem
'Hij kan wél voetballen...' Het was alsof een oude meester over zijn begaafde leerling
sprak. Het 'wél' kwam er als een aangezette bevestiging uit. Niet als om een andere
mening tegen te spreken, maar om te benadrukken dat de voetballer waar hij over sprak
kundig was. En wanneer zulk een tekst uit de mond van een oude meester komt, wordt
de mening waarheid.
In de winter van 1986 was de jongen met de bleke, vol bescheidenheid gevulde ogen bij
Ajax binnengekomen. Ajax was groot voor hem en dat maakte hem kleiner dan wellicht
nodig was. Want enige sporen had hij al verdiend hoor. Amper twintig kwam hij met eer-
ste-elftalervaring bij het Finse Kuusysi Lahti vandaan. Het blauw en wit van Finland had
hij ook al gedragen. Kuusysi Lahti, Finland... tja, wat was dat nu helemaal? Een stevige
referentie? Nou nee, daar dachten we in Nederland wat anders over. Niemand sloeg acht
op het heroïeke wapenfeit dat de Finse kampioen maar net niet de halve finale van het
Europa-Cuptoernooi bereikte. De latere winnaar, Steaua Boekarest, zat een enkel doel-
puntje te ver. In dat elftal voetbalde een frêle middenvelder. Bedrijvig maar niet zodanig
dat de arbeid het inzicht overwoekerde. Integendeel. Zijn open blik op de ruimten rondom
hem maakte hem tot een verguld spelmakertje. Linksbenig en spelend vanuit het centrale
middenveld. Een warrelend lanceerpunt van precieze passes aan de twee aanvallers voor
hem. Met gevoel voor maat zette hij combinaties met zijn mede middenvelders op. De
benen stonden een beetje 'x' en zijn lage zit gaf zijn lichaam ook al geen duw in een atle
tische richting. Maar een voetballer hoeft geen atleet te zijn. Techniek, snel denken,
overzicht, ontdekkingszin, dat zat er in Petri Tiainen.
Wie ontdekte hem? Wie was de tipgever? Wie lichtte de club in dat er bij Kuusysi een Ajax-
voetballer rondzwierf?
Men ging kijken. Zag hem in het Finse elftal de regie voeren. Zag hem met zijn club tegen
Valkeakoski schitteren. Laat maar komen, dat Finse jochie! Ooit, binnenkort wellicht, zou
er een opvolger voor de oude meester Arnold Mühren gewenst zijn. Die was al vijfender
tig, de jaren gingen tellen. En aan de hand van de meester zou de leerling de diepere
geheimen van het vak leren ontdekken.
Schuchter, een beetje nerveus, maar o zo vol van vurig verlangen om zijn hart te vullen
met het Grote Voetbal, arriveerde Petri met zijn vriendinnetje in de nieuwe wereld.
Amsterdam. Alsof er een zandloper werd omgedraaid, zo anders was alles in een keer
geworden. Andere trainingsarbeid, samenwonen, kleedkamerwetten, vreemde taal, hoge-
schooleisen, ver van vrienden, buitenstaander zonder ander aanklamppunt dan zijn Sari.
Met het snellere en meer verfijnde voetbal dat hem werd opgedrongen, had hij nog het
minst moeite. Dat maakte hem zelfs gelukkig. De schouderklopjes zijn gering maar het uit
een fluistermond opgevangen 'Hij kan wél voetballen...' van een oude bewonderde mees
ter is als een klaroenstoot vol motivatie.
En Petri Tiainen voetbalt. Veel in het tweede elftal. Af en toe proeft hij een stukje eerste-
elftaltaart. De algemene meningen zijn verdeeld. Niet gek, het echte kunnen dat hij in zijn
benen bewaart, is nog niet getoond. Stap voor stap wordt de handrem gevierd, beetje
bij beetje neemt het zelfvertrouwen de plaats van de schuchterheid over.
En dan, op 12 december 1987, een jaar na zijn komst, doet de echte, klare, voetbalgloei-
ende Petri Tiainen zijn boekje open. Ajax speelt in de Meer tegen AZ. En Petri toont de
mensen zijn begaafdheid. Hij kan het voetbal dromen op deze waterige middag. Snel
vonkt de bal van zijn voet naar de ontdekte ruimten. Fluks zet hij de combinatie op. Petri
is in zijn element. Als linkermiddenvelder volgt hij het spoor van de oude meester. En op
de tribune stoten de kenners elkaar aan en wijzen met hun blik naar de dartelende speler.
Tegenstanders zijn steeds te laat. Niet één maar twee stappen te laat! Het lijkt wel lente,
op deze winterdag, zo bloesemt de begaafdheid. De benen een beetje 'x', een lage zit,
het lijkt wel een voordeel ten opzichte van de zwaardere atleten die hem najagen.
Petri krijgt de bal aangespeeld. Ter hoogte van de middenlijn, misschien een beetje meer
op de helft van AZ en aan de zijkant van het veld. Op zijn linkermiddenveldplaats. Hij
heeft al gezien aan wie hij de bal zal afspelen. Zijn ogen scheppen de ruimte, zijn benen
bebouwen de ruimte. Te snel voor tackelende tegenstanders. Voetbal kan zo mooi zijn, zo
mooi. Hij speelt zoals hij wil spelen. De bal is afgegeven. De gedachten zijn al volop in
voortzetting. Maar dan klieft iets of iemand zijn been. Zijn standbeen. Van achteren
geraakt. Verbaasd knakt Petri omver. Voelt de stekende pijn in zijn knie. Uitgesteld
geweld. Vertrapte bloesem. Amper gesignaleerd door de armoedige scheidsrechter. Een
vermaning, meer niet. Maar dat ervaart Petri niet eens. Dat houdt hem allerminst bezig.
Hij voelt de ernst van een blessure. De pijn en de plotselinge machteloosheid van zijn
scharnier zijn als een alarmsignaal. Zijn been bungelt, hij houdt zijn knie vast en kijkt vol
ongeloof naar het gewricht. Achter hem sterven wedstrijdgeluiden weg en in zijn hoofd
woedt donkerte. Iemand heeft hem beroofd van zijn droom, zijn toekomst.
Het zou nooit meer goed komen met Petri's voetbal. Ja, een beetje goed. Maar dat beetje
is zo goed als niets als je weet wat hij kon. Na stroperige maanden van revalidatie, hoop
en teleurstelling, keerde hij met zijn Sari terug naar Finland. Op anderhalf been hoorde hij
nog tot de besten en was hij goed genoeg voor het Fins elftal. Voetballend naar vermo
gen, maar altijd, altijd met de smart van de wetenschap dat hij een echte meester had
kunnen zijn in een meesterlijk tricot. Steeds vaker was zijn ontwrichte en geschonden
gewricht niet bestand tegen de grofheid van onkunde. De knie werd meer en meer kwets
baar. Een constant frustrerende factor die een steeds grimmiger schaduw wierp over zijn
genotvolle liefhebbende spel. Op zijn velden bleef het altijd herfst.
In de kantine van de voetbalopleiding van Ajax valt zijn naam een doodenkele keer. Men
fronst het voorhoofd in vraagtekens. Tiainen? Het is een inmiddels leraar geworden oude
meester die de herinnering wakker schudt: 'Hij kon wél voetballen...'
David Endt
FEBRUARI 2004 65