Zoltan Varga
Onvoltooid verleden
Ontheemd
Hij kwam binnen vanuit de kou. Het was het diepe najaar van 1973 en de oostenwind
zwiepte de laatste bladeren van de skelettige bomen aan de Middenweg. Hij zag er bleek
en kwetsbaar uit. Het was alsof zijn knokige botten zichtbaar waren onder zijn sjieke kle
ding. Te sjiek, leek het wel. Smalle kaken, smalle lippen, grijsblauwe argwanende ogen,
sluik grauwblond haar. De man behoefde warmte. Met gesloten blijdschap stapte hij het
kale terrein van het stadion de Meer op. De koelte van eenzaamheid hing om hem. Hem
werd een plaats in de kleedkamer gewezen en daar plaatste hij zijn glanzende merk-
schoenen onder de houten bank. Daar hing hij zijn maatpak aan het hangertje. Magere,
pezige benen kwamen tevoorschijn. Een bleke smalle torso toonde hij onder zijn inter
lock. Zijn ogen waren naar de grond gericht toen hij de veters van zijn voetbalschoenen
veterde. Ogen gericht op de plavuizen. Ogen die zijn eigen geschiedenis lazen in die pla
vuizen. Een geschiedenis van ontheemding. Een historie van uitgestelde dromen en onvol
tooid talent. Een geschiedenis van verlangen naar weelde.
Snel klopte zijn hart toen hij het voetbalshirt om zijn lijf trok. Dat had hij altijd. Dat snel
ler kloppende hart wanneer hij een shirt, een eenvoudig voetbalshirt, aantrok. Het was
als het binnenstappen in een andere wereld. En met het gladstrijken en instoppen van dit
shirt, rood en wit, voelde hij een nog sterkere hartslag in zijn ribbenborst. Het Ajax-shirt.
Dit moest het zijn, naar zo'n shirt had hij zo lang, zo lang vergeefs, gezocht. De plavuizen
blonken schoongepoetst naar zijn kleine grijsblauwe ogen waarin de argwaan verdampte
in de toekomsthoop. Hier zou hij zijn talent kapitaliseren.
Vijfjaar eerder was hij een flonkerend stukje wondervoetbal dat een hoofdrol speelde in
een geweldig elftal. Hongarije. Olympisch kampioen. Ferenc Bene, Florian Albert. Gyula
Rakosi, Janos Farkas. En hij. Zoltan Varga. Het jonge broekie dat geheel op Hongaarse
leest geschoeid voetbal speelde, met de lichte brille van intelligentie, snelheid en tech
niek. Wat een techniek! Wat een voortreffelijk technisch voetballertje. Het dieprode Hon
gaarse shirt zwabberde om zijn bast. Spichtige benen hingen als stokken uit zijn witte
broekje. Maar wat een edele begaafdheid, wat een warme voetbalgloed. En welk een zelf
zekerheid. Door Hongaarse trots gevoede zelfzekerheid. Weer een groot talent van
Ferencvaros. Zoltan Varga. Zijn naam een artiestennaam. Och, op zijn zestiende al in het
eerste elftal.
Opeens was-ie weg. Men zocht tegen beter in. Weg uit Mexico. Uit beeld. Zoltan Varga was
gevlucht. Weg van achter het ijzeren gordijn. Weg van vrienden. Naar rijkdom, bezit, vrij
heid van uitgeven, weelde en met zijn voetbaltalent als enig paspoort. Hij wist zijn jonge
zwangere vrouw bij kennissen in een grote stad in Nederland. Hij nam de kuierlatten.
Weg uit de kou, de ontheemding in maar de welvaart tegemoet.
Clubs die dongen naar zijn gunsten moesten vanwege de vlucht wel eerst twee jaar FIFA
schorsing slikken. Alleen het Berlijnse Hertha bleek hem geborgenheid te bieden en twee
lange kille jaren verlichtte zijn talent slechts een trainingsveld. Op een flat in de wijk
Charlottenburg, in het oog van de Koude Oorlog, wachtte hij op zijn dagen. Dagen waarin
hij de grote regisseur op het middenveld zou worden. Sneldenkend, scherp schietend. Met
flukse sprongetjes de aanslagen op zijn benen ontwijkend.
Toen hij eindelijk mocht meedoen en zijn hoop tot werkelijkheid vroor, bleek zijn club
meegezogen in een omkoopschandaal. Wat was zijn aandeel? Er werd met willekeur
gestraft. Varga werd gedwongen te vluchten naar een oord waar men de FIFA-sanctie ter
zijde legde. Schotland. Nog kouder. Ongeschikt voor een warmte zoekend, verfijnd talent.
Welstand in Aberdeen, maar weer gevangen in een vriendenloze wereld. Was hij daarom
zijn vaderland ontvlucht? Hoever kon de ontheemding gaan?
Geluk ontwaakte aan de horizon. Zijn manager had hem een mooie club gevonden. Een
fameuze club. Toevallig uit dezelfde stad waar zijn vrouw in 1968 op hem had gewacht.
Een omen. Ajax! Waar zou zijn supersensibele voetbalhart beter kunnen kloppen! Ajax
voetbalde voetbal. Ajax zou zijn hart raken en hij zou het hart van Ajax raken. Hij zou zich
voegen in dat mozaïek van erkende schoonheid.
Het was koud en regenachtig in dat diepe najaar van 1973. Verberg de door je ziel spoe
lende gelukshoop.
In zijn spel blonk de begaafdheid. Artiest. Techniek. Sneldenken. Maar Zoltan Varga was
een te laat ingepast mozaïekstukje. Het klemde, het wrong. Het had eerder moeten
worden ingevoegd. De bal koos zijn partij. Twee harmonieuze vrienden. Plannen, ideeën,
eigen ideeën, eigenzinnige ideeën, oplossingen. Wat werd er voetbal gevoetbald! Maar
Ajax bleek een vreemd denkland. Volkomen anders dan de poëtische Hongaarse School.
Het andere denken ontheemde hem, liet hem in zijn brille koud staan. Eenzaam in zijn
talent. De staaltjes van kunst werden be-applaudiseerd, dat wel. Een weergaloze bal
aanname. Een onnavolgbare slalom. Een wonderbaarlijk doelpunt. Applaus. Erkenning
van de gave. Maar het stukje wilde niet passen.
Was het de hongerige haast om verloren tijd in te halen die hem dwarszat? Was hij te veel
op zoek naar de vrijheid van voetballen? Was de wereld hem vijandig? Hij zocht de ant
woorden. Met zijn bleekblauwe ogen turend naar de plavuizen van de door hem gekozen
wereld. En hij vond de antwoorden niet.
David Endt
JANUARI 2004 81