Verbeelding
Doemwoord Warzycha. De Poolse topscorer had het enige doelpunt gemaakt. Ontevreden
mompelend was het publiek voor het laatst de trappen van het Olympisch Stadion afge
daald. Op weg naar huis met de treurige zekerheid: dit jaar geen Champions-Leaguefinale.
Een deel van de treurnis zat 'm ook in de wetenschap dat het nooit, nooit meer dat oude, brokke
lige maar opeens zo dierbare Stadion binnen zou stappen. De 1-0 nederlaag was als een enorme
zoute traan die collectief geplengd werd. Panathinaikos had Ajax in het vlees gesneden met een
Pools mes. Over veertien dagen zou het pleit definitief beslecht worden. In een ander en niet ten
schrote opgeschreven Olympisch Stadion, dat van Athene.
Bittermooi was die avond de melancholieke nagalm van het voorbije glorierijk van Ajax. Als in een
moderne tango mengde de zoete herinnering zich met de snijdende pijn van vergankelijkheid. La
vie en rose... verwelkte, de Stadionlampen doofden, donkerte greep het Stadion.
Buiten de chaos van Athene heeft Ajax zijn leger gevonden. In Vouliagmeni, een plaatsje dat men
goed kent omdat men vaker in het hotel verbleef. De afslag is vertrouwd, de entree in het hotel is
als een thuiskomen. Weinig andere gasten, het seizoen moet nog beginnen. De enige onrust is de
zoekende geest. Onmogelijke opdracht, misschien. Maar de huid zal duur verkocht worden.
In de nacht voor de wedstrijd is er één die de slaap niet kan vatten. Dan maar een drankje aan de
bar. Iets stevigs, om het spookwaken te bestrijden. Een glazenpoetsende barman zonder klanten.
Of toch. Ja, daar verder weg. Een schim, een donkere schim. Afwezig aanwezig. Zwart gelaat. Een
vrouw? Een man? Vreemd, is dat een bekend gezicht?
Ijsklontjes kraken in de whisky. Muziek zet in. Trage, mystieke, erotische tonen van oud profiel.
Indringende stem. Ruim en krachtig als de nachtzee op de Griekse kust. De stem van Grace Jones.
Is zij het, daar achteraan de bar? Een mond die kijkt. Ogen die spreken. Zij. Hij? Nadert. Fluistert.
Zegt. Kalm maar hartslagopzwepend als de muziek. Een woord fluistert zij, zwart, zowat hypnoti
serend, voor haar lippen langs. Een wapenwoord:Vouliagmeni'. Dan is zij weg. Verdwenen. Maar
het orakelwoord blijft. Versterkt. Zwaar van ritme, als de muziek. Als een aanbeveling. Een woord
van onoverwinnelijkheid. Wapenwoord.
Tussen de 85.000 mensen in het Olympisch Stadion van Athene zit een vuistvol Nederlanders. Zij
hadden de reis al lang tevoren geboekt. Hoog in het stadion, voorbij de hoekvlag zitten zij. Inge
sloten door het Panathinaikos-groen en door hun hoop-loze gedachten. Geïmponeerd door het
bengaals verlichte feest van victorie dat nu al wordt gevierd.
Zij weten niet van het wapenwoord. Zij weten niet van een simpele indringende boodschap van
een donkere atleet die twaalf maanden eerder nog apostel was en nu zijn gewicht in woorden laat
wegen. Zij weten niet van de gesmede eenheid en van bevolen tactiek. De trainer die behalve zijn
overtuigkracht ook een technische sleutel aanreikt: nu eens niet de hoekschop naar de eerste
paal, maar tien meter verder door. Jij, Ronald, trapt. Jij Sonny, posteer je voorbij het doel.
De vuistvol Nederlanders weet niet hoe in een kleedkamerzone ogen kunnen praten. Hoe monden
kunnen kijken. Hoe lichaamstaal kan imponeren. Zij weten niet hoe de ogen van de Ajacieden
spraken en hoe de lichaamstaal imponeerde. De Panathinaiken weten het wel. Want zij merken
hoe de wind van ongesproken woorden hun ziel heeft geraakt. Vouliagmeni. Het overwinnaar zijn
is opeens zo zwaar, zo zwaar. De buiten al gevierde en bezongen zege zo ver, zo ver. Twijfel wordt
zichtbaar in ontwijkende ogen. Warzycha heeft zijn vijandigheid verloren. Het gewezen doem
woord is gevuld met respect. Twijfel die de beloofde verliezer sterk maakt.
Met rechte rug het veld op. Genieten van de gebrulde en in bengaals vuur gedrenkte publieks-
wens. Glimlach naar dat streepje rood-en wit, daar ver weg in een hoek van het stadion. Aan deze
kant van de scheidsrechter zet de spanning zich om in kracht en zekerheid.
Derde minuut. Hoekschop voor Ajax aan de rechterzijde.
Elf Panathinaiken in de buurt van hun doelman. Tien Ajacieden op Griekse helft. Zoveel lichamen
op een klein groen rechthoekje. Het maakt de kans op scoren nog geringer.
Ronald trapt. Niet naar de dichtstbijzijnde paal. Dat is verouderd. De bal daalt voorbij de ander
paal. Verwarring in het nerveuze groen. Sonny is stipt. De bal naar Bogarde. De keeper die dwars
ligt maar meer niet. En Litmanen die doelpunt. Vouliagmeni!
Vuisten juichen in het hoekvak tussen het zwijgend groen.
Een vuistvol rood en wit ziet hoe Jari hun kant op rent om te vieren. Om te bekrachtigen: dit is
onze wedstrijd. Het gaat niet mis, deze avond in een ander Olympisch Stadion is van ons. Vouliag
meni!
Een vuistvol rood en wit ziet tien Ajacieden op de helft van Panathinaikos die hun vreugde weg
hollen. Kijk Sonny daar gaan, achtervolgd en ingesloten door Danny, Michael, Edgar, Frank. Zie de
anderen rennen en juichen. Er zijn nog 87 minuten te gaan. Er moet minstens nog een keer ges
coord worden. Maar iets fluistert kalmerend, geladen, hypnotiserend als de hartslag van muziek:
het pleit is beslecht.
David Endt
JANUARI 2004 65