Het Ajax Museum Museumstukken In 1953 sprak voetbalminnend Nederland over maar één ding: moest 'dit land' wel of niet betaald voetbal krijgen? Die vraag was opnieuw actueel geworden doordat in het buitenland spelende Nederlandse beroeps voetballers een benefietwedstrijd voor de slachtoffers van de watersnoodramp met 2-1 wonnen van Frank rijk. De uitslag bewees dat het Nederlandse voetbal zichzelf tekort deed door vast te houden aan de ama teurbepalingen. In het Ajax Museum is te zien dat de kwestie ook Ajax niet onberoerd liet. Grappig genoeg werden er al rond 1917 binnen de Nederlandsche Voetbalbond discussies gevoerd over het wel of niet betalen van voetballers. De voorstanders wilden strenge regels opstellen om uitwassen te voorkomen, zoals voetballen uit zuiver winstbejag en het gokken op wedstrijden. De tegenstanders waren bang dat het publiek zou gaan neerkijken op de edele voetbalsport als er betaald werd. De tegenstanders wonnen. Enkele jaren later was er sprake van de oprichting van een beroeps- voetbalelftal dat alleen maar 'demonstratiewed strijden' zou spelen. Het leek op ontduiking van de regels en de bond liet zelfs een rechercheur uitzoeken of er clubs waren die zo de amateurbe palingen overtraden. Inmiddels betaalden heel wat verenigingen hun spelers al reis- en verblijfkosten, soms zelfs in de vorm van vaste vergoedingen. In 1932 begon er een hernieuwd debat, nu over de vraag of een trainer betaald mocht worden en weer won een meerderheid die voor handhaving van de amateurbepalingen was. Toch kreeg Nederland zijn beroepsvoetballers. De eerste was Beb 'Geen voetballers te koop': illustratie gewijd aan de perikelen rond de invoering van het betaalde voetbal, uit het programmaboekje van de revue Ajax in 't Goud 0950). Bakhuys, legendarisch geworden vanwege zijn kopballen-in-duikvlucht, waarvan de fraaiste wellicht die van 11 maart 1934 tegen België was. Hij ging bij Metz in Frankrijk spelen. In diezelfde tijd kwam er een 'alternatieve' voetbalbond voor betaalde spe lers, de Eerste Nederlandsche Voetbalbond, die een wedstrijd organiseerde tussen Red Star (Rotterdam) en Green Star (Den Haag). De wedstrijd veroorzaakte veel heibel want men had een terrein gehuurd van een bij de KNVB aangesloten vereniging en dat mocht niet. De KNVB bracht de zaak voor de rechter en kreeg gelijk. Voor de buitenwacht was het opzetten van beroepsvoetbal inmiddels geen taboe meer; het was depressie en door de komst van beroepsvoetbal zou de hoge werkloosheid bestreden kunnen worden. En bondscoach Karei Lotsy bepleitte zakgeld voor de spelers van het Neder lands elftal. Sommige spelers konden namelijk bij buitenlandse reizen niet eens een souvenir voor vrouw, kind of verloofde meenemen. Het bestuur besloot dit zakgeld 'gezien de tijdsom standigheden' uit te keren, maar het mocht zeker geen gewoonte worden! Na de Tweede Wereldoorlog begon men weer in alle hevigheid te discussiëren toen er een ware uitloop van goede voetballers op gang kwam naar clubs in Frankrijk en Italië. Faas Wilkes ging in 1946 stiekem in Engeland kijken of hij daar zijn 'voetbalgeld' kon verdienen. Heel Nederland raakte oververhit door deze stap, zeker toen de pers meldde dat hij een con tract had getekend voor Charlton Athletic. Het bleek loos alarm, maar drie jaar later was het wel raak: Wilkes werd gecontracteerd door FC Internazionale. Hij kreeg, exclusief maandsala ris en premies, een handgeld van 60.000 gulden per jaar. Maar hij werd door de bond voor bijna vijf jaar geroyeerd. Dolf Desmit, die stelde: 'Hoe men het ook bekijkt, ook voetbalprofes sionals brengen ontspanning en verpozing. Perfect voetballen is óók een gave. Chopin is kunst, maar Schop-in ook en wie dat niet wil geloven, moet maar eens proberen op 'n glibber- veldje een voorzet te benutten, die een kwart meter te veel naar achter is geplaatst!' En de spelers? De goeden wilden wel. De eerste Aja- cied die naar het buitenland vertrok was Cor van der Hart. Tussen 1947 en 1950 speelde hij 74 wedstrijden in Ajax 1. Hij kreeg een aanbieding van het Franse Lille, zo vertelt hij aan David Endt in het officiële jubileumboek Ajax 1900-2000. 'Ik ben toen aan het prakkiseren gegaan. Jee zeg, Ajax verlaten, dat was niet zomaar wat, ik was een bloed-Ajacied. Aan de andere kant, bij Lille kon ik vijfentwintigduizend gulden handgeld krijgen en een maandsalaris van vijf-, zesdui zend gulden, exclusief premies. Man, dat was een geld voor die tijd! In Nederland waren we nog allemaal amateurs. Ja, als we voor het landskampioenschap speelden, dan konden we bij de club passe-partouts kopen voor alle vijf thuiswedstrijden. Ze kostten zeveneneenhalve gulden maar brachten zó vijftig gulden op. Als je een kaart of tien verkocht, had je weer een maand te leven. Je moest toch geld in je zak hebben, je moest goed gekleed gaan want je speelde bij Ajax.' Kon de jubileumrevue in 1950 nog met een gerust hart stellen dat Ajax 'geen voetballers te koop' had, na Van der Hart volgden er snel meer. En na de watersnoodwedstrijd was het tij helemaal niet meer te keren. Twee jaar later had Nederland zijn betaald voetbal. Carel Berenschot Geen voetballers te koop Ook bij Ajax hield de kwestie van het wel of niet betalen keer op keer de gemoederen bezig. In het Ajax-Nieuws van december 1949 verklaarde bestuurslid Jan Schoevaart zich tegen omdat de carrière van een beroepsvoetballer hooguit acht jaar zou kunnen duren. Daarna overschakelen op ander werk zou onmenselijk zijn: 'Op deze manier vormt men maatschap pelijk onvolwaardigen, en daar wensen wij niet aan mede te werken.' Tegenover hem stond Een bezoek aan het Ajax Museum maakt deel uit van de World of Ajax Tour. U krijgt eerst iets te drinken aangeboden en ziet daarna een korte film. Dan volgt een rondleiding door de ArenA en een bezoek aan het museum. Voor kinderen zijn er speciale kinderrondleidin gen, met spelletjes, een quiz en een cadeautje. De prijs van de twee uur durende World of Ajax Tour bedraagt €9,50 p.p. Kinderen t/m 12 jaar en 65+-pashouders betalen €8,00 p.p. De starter-tour (1 uur, reserveren niet nodig) kost €8,00 p.p. en €7,00 voor kinderen t/m 12 jaar en 65+-pashouders. Voor grote groepen gelden speciale tarieven. Voor groepen kan ook een speurtocht door stadion en museum georganiseerd worden. Voor inlichtingen en reserveringen: 020-3111336. U kunt ook alleen het museum bezoeken. Toegang en kaartverkoop lopen via de supportersbalie in de Official Ajax Fanshop. De entree bedraagt €3,50. Openingstijden: 1 apr-30 sep ma t/m vr 9.30-18.00, za en zo 10.00-17.00 (niet tijdens wedstrijden op zondag); 1 okt-31 mrt ma t/m za 10.00-17.00, zo alleen op koopzondagen (niet tijdens wedstrijden op zondag). Openingstijden ArenA-tours: dagelijks 10.00-17.00 (op wedstrijddagen geldt een aangepast programma). NOVEMBER 2003 63

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 2003 | | pagina 63