Nwankwo Kanu Oude liefde Een rugzak met voetbaldiamanten Het was nog winter. Toen. Maar voor het gezelschap kreeg de regenachtige nacht van februari 1996 een zonnig zomers tintje. Dat late gezelschap bestond voor het meerendeel uit Italiaanse musici die na hun optreden bij een vriend in Amsterdam Noord nog wat naborrelden. Vanzelfsprekend kwam het gesprek op voetbal en het ongeschreven maar wel gefluisterde nieuws was dat de Ajacied Kanu het volgende seizoen voor Internazio- nale zou spelen. Was het waar? Klopte het gerucht? Mochten zij dromen van een Kanu in zwart en blauw? Of het waar was en klopte en of er gedroomd mocht worden was aller minst zeker maar de onzekerheid ondermijnde de stemming niet. Er werd ingeschonken en gesproken over Kanu. Ach nee, er werd niet gesproken, er werd gedicht op Kanu. Want de meeste van de muzikanten droegen de bestemde kleuren in hun hart en lyrisch wer den zij bij het zien van hun droombeeld. Kanu in Inter. Inter om Kanu. En er werd naar in strumenten gegrepen en op de klanken van die instrumenten ontstond spontaan een lied. Een Kanu-lied. Een lied van gelukkige mijmering, een beetje melancholisch. Omdat die naam zich daar uitstekend voor leende. Kanuuuu, Kanuuuu, deinde de improvisatie door de gezellige huiskamer in Amsterdam Noord. Anders klonk het. Hij had al een ander shirt aan, misschien klonk zijn naam daardoor exotischer dan hij ooit in Amsterdam had geklonken. In Amsterdam schreeuwde en sprak men van Kaanoe, met de klemtoon op de a. En de musici zongen van Kanoooeh, met een lang, vervliegend accent op de u. Lang als zijn benen, lang als zijn magere, tanige lijf. Lang als de seconden die hij in zijn spel kon rekken en uitstellen als waren het rubberen seconden. Het was jammer dat hij ging. Er waren ongetwijfeld redenen waarom hij vertrok. Jammer bleef het. Want hij was hier veel te kort. Kanu was een voor Ajax geboren voetballer. Zijn geschiedenis in Amsterdam was nog maar net begonnen. Een jongen, net geen tiener meer. En toch weg. Het had ongetwijfeld met geld te maken. Tweeënhalf jaar eerder schuifelde hij met zijn onhandig ogend jongenslichaam voor het eerst kleedkamer 1 van de Meer binnen. Met respectvol neergeslagen wimpers over bedeesde ogen zeeg hij neer op de houten bank. Shirt, broekje, trainingspak slobberden om zijn torso. Zijn benen slobberden daaronder. Maar op het veld vielen de monden van de spelers open van verbazing bij het zien van de bijna brutale begaafdheid die van die benen spatte. Balaanname is controle en vervolg in één. Alles wat je verwacht blijkt onjuist. De impuls is geschraagd door voorkennis en in de kleinste ruimte is alles en iedereen net te laat terwijl die bal zo lang, zo rekbaar lang aan zijn voeten lijkt te liggen. En wanneer hij met hardheid en venijn wordt benaderd, blijkt hij ijzerhard en waakzaam. Een kwartier partijspel was voldoende om te zien dat de jongen, hoe heette hij ook weer, Kalou, Manu, Kanu, super was. Beangstigend goed. Veelbetekenende blikken vervingen woorden van lof en waren daarmee waardevoller dan een schep tekst. Deze jongen had een rugzak met voetbaldiamenten meegenomen. En Ajax mocht uit die rugzak putten. In oktober schreef de jongen uit Oost-Nigeria zijn naam onder een verbintenis met de club. En na een paar avonden de bezoekers van de wedstrijden van Ajax 2 te hebben bekoord, bekoorde hij vervolgens het Grote Voetbalpubliek. Gedwee volgde hij adviezen op, luisterde hij af bij zijn rijpere collega's met wie hij de wereld veroverde. Zwarte magie op Hollandse velden van een gelukkig makende bijzon derheid. De Grote Tovenaar vermomd als vogelverschrikker. Diamanten rolden over het gras. Waarheen Kanu? Waarheen na slechts tweeënhalf jaar? Verjaagd of gevlucht? Vernederd of gelokt? Kanu ging naar Inter en een zak met duiten kwam in zijn plaats. Magieloze koude centen. En mijn vrienden musici jubelden Kanuuu, Kanuuuu! Tijdens de Olympische Spelen van dat overgangsjaar zagen wij nog eens wat wij zouden missen. Kanu sleepte met diamantgeslepen gedrevenheid zijn Nigeria naar goud. Vorig seizoen kwam Ajax Kanu weer tegen. In Londen. Een reservebankvoetballer. Hij schudt de hand en lacht een lach vol herinnering. Kanu is een man geworden. Zwaarder en sterker, de spieren hebben zich verbreed. Bedachtzamer van tred is Kanu. En van blik want er glimmen open, wetende, niet langer bedeesde ogen in zijn gezicht. De blik vertelt wat hij heeft begrepen van het leven, voorbij de jongensdroom heeft gezien van droef heid en pijn. Zijn kloppend hart maakte gerucht en moest geopend worden. Langgerekt als van rubber waren de maanden van vrees om het behoud van zijn hart. Kanuuu, Kanuuuh, baden mijn vrienden musici in mineur. Hij weet dat hij de inhoud van zijn rugzak nooit volledig heeft uitgestrooid en dat hij dat nooit zal doen. Meer dan de helft aan diamanten zit er nog in. Het meeste strooisel flon kert na in Amsterdam. Mag hij ze niet tonen of lukt het hem niet meer ze te tonen? Hij laat het zo en neemt plaats op een bank die nooit voor hem bestemd was. Hij laat het zo, al is het met melan cholie om zijn glimlach. Hij beseft dat ander waarden groter zijn dan juweelgeflonker en zet zich daarvoor in. Grote, sterke, volwassen man uit Oost-Nigeria. Onvolprezen. Onvol tooid. Kanuuuuh... David Endt OKTOBER 2003 83

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 2003 | | pagina 85