Mulder kwam naar Ajax op het hoogtepunt van de club, in 1972. Met het aantrekken van Mulder leek Ajax helemaal onaantast baar. De club had nu min of meer de beschikking over alle topaanvallers van Nederland. De verwachtingen waren dan ook zeer hooggespannen, maar Mulder kampte vrijwel vanaf het begin met bles sureleed. Zó welkom als de ex-Anderlecht- speler in het begin werd geheten (hij had ook nog eens Ajax boven Feyenoord verko zen), zo verguisd werd hij later. In april 1975 speelde hij zijn laatste wedstrijd voor Ajax. Het duurde hierna enige tijd alvorens Ajax zijn supporters aan het begin van het sei zoen weer op een grote naam kon trakte ren. Ruud Geels en Piet Schrijvers waren weliswaar aankopen die meer dan voor treffelijk presteerden (Geels was vier jaar achter elkaar topscorer van Nederland), maar het waren vooraf toch niet die vedet ten waar het publiek in de transferperiode nerveus naar uit had gekeken. Henning Jensen van Borussia Mönchen- gladbach en later Real Madrid was in 1979 weer eens een op voorhand grote speler die naar Amsterdam kwam. Maar de Deense technicus was ook een speler op zijn retour. Mede door zijn wat noncha lante en trage speelstijl maakte hij niet overdreven veel indruk, al waren zijn tech nische hoogstandjes voor de liefhebbers soms om van te smullen. De laatste twee zinnen zijn ook helemaal van toepassing op Felix Gasselich, de lezer(es) dient alleen het woord 'Deense' te vervangen door 'Oostenrijkse'. 'Gas en licht', zoals hij door de altijd geinige Amsterdamse sup porters werd gedoopt, kwam begeleid door jubelende woorden van trainer Aad de Mos in 1983 naar Ajax. Na twee seizoenen ploe teren was het gas op en ging het licht uit. Pingelaar Ronald Spelbos en Walter Meeuws waren andere gelouterde spelers die in die tijd naar Ajax kwamen, maar het waren 'maar' verdedigers, dus zij konden niet op een warm welkom rekenen. Meeuws kwam min of meer als een 'paria'; de Belg was van wege een omkoopschandaal bij Standard Luik geschorst, en mocht pas na de winter stop bij Ajax in wedstrijden meevoetballen. Het was vooral een wat minder luidruchtig aangekondigde aankoop die Ajax in de eerste helft van de jaren tachtig plezier bracht: Jesper Olsen, de fabelachtige Deense pingelaar op de linkervleugel. Utrechter Rob de Wit was in 1984 de opvolger van Olsen. De Wit behoorde tot een lichting zeer talentvolle clubvoetbal Iers die in de jaren tachtig nog wel voor Ajax wilden spelen. Naast Rob de Wit kwa men Ronald Koeman (FC Groningen), Jan Wouters (FC Utrecht) en Danny Blind (Sparta) naar Ajax. Er was wel verschil in de wijze waarop het Amsterdamse publiek hen welkom heette. De Wit en Koeman werden bejubeld als vertegenwoordigers van een nieuwe generatie topspelers; Blind en Wouters konden, ondanks het feit dat ze door Johan Cruijf waren aangetrokken, op de nodige scepsis rekenen, en niet alleen bij het publiek. Marco van Basten OKTORFR ?f)OR

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 2003 | | pagina 77