isiilli Feest Ie let dorp Eens per jaar is er feest in het dorp. Een week lang. De harde knoesten die elke werkdag hun brood verdienen met het uitvaren naar zee en met het vangen, kaken en verhandelen van de vis, gunnen zich dan de volle vrijheid. Het is kermis en de kermis is in de wijde omtrek befaamd en alibi tot wijde ontspanning. Rijkelijk vloeit het bier, de nachten zijn lang, de liefdes kort. Het is feest in het dorp. Naast de jaarlijkse kermisweek is het op één andere dag ook feest, écht feest. Dat is de zondag waarop de grote club naar het dorp komt. Na de kerkgang en het kopje koffie op de dijk vult het stadion zich. Met de mannen van het dorp, met de mannen van het land, met vaders met hun zonen, met Grietje met haar hoofddoek en met hier en daar een kerel uit de stad. Er staat een jonge dichter die de nacht heeft gezien en zijn vermoeide ogen heeft verscholen achter de zonnebril. Sigaren en sigaretten op de staanplaats, goed dicht bij het veld, achter de recla mebordenschutting die tevens leunhek is. Want hoog betralied en prikkeldra- dig hekwerk is nog niet aan de orde. Laat staan een gracht. Hier ruik je het pasgemaaide gras en de klei daaronder. Je kunt de voetballers aanraken, wan neer je dat zou willen; wanneer ze aanzetten voor de hoekschoptrap of zich met de bal in de nek beraden op de ingooi. Het mooist staan de kinderen, daar, vooraan. Hun dromen raken de werkelijkheid, zo tastbaar wordt het grote voetbal. Beschermd door de armen van vader, vol genegenheid en dub bel genieten. Daarnaast de jongen met in zijn vingers het handtekeningenboek, stropdasje onder de duffelse jas en met, daar aan de onderkant van het gaas zichtbaar, de klompen die hem tot een dorpsjongen maken. Hij voetbalt mee, gevangen tussen de mensen, los van het strenge zondagse geweten vol rust en kerkdienst en koffiegeur. Hij ervaart een onvergetelijk moment dat dieper slaat dan welk woord van welke god dan ook. Monden vallen open, kaken bijten de sigaar. Lippen worden gebeten. Petten en hoeden, ruige muts en huiletje. Bril monturen vertellen: het zesde decennium. De twee meiden hebben een ere- staanplaats. Oranje-zwart is de wollen das en de wind speelt de lokken opzij. De twee Surinaamse jongens, daar achter die kranige notariszoon met de keu rig ingestopte sjaal, voelen een zuchtje Zuid-Amerika voorbij komen. Reikhal zend wordt er gekeken naar het feest waarin twee voetballers een dubbeldans uitvoeren. Gehoopt en onverwacht hoogtepunt. De voetballers willen beiden iets anders en zijn toch één, bewegend zoekend naar balans. De halzen reiken verder, er voltrekt zich een subliem moment op de scheiding van schaduw en zonlicht. Feest voor het hart op deze zonnige winterdag. Het oranjeshirt heeft besloten de aanval op de bal in te zetten. Schoon, zonder boze bedoelingen. Jacht op de bal met uitgestoken voet, de aanzet tot het fatale ontbinden van de dans, aanval op de buit van de zwaan. Die ontvlucht, weet zich met al zijn organen net een duivelse fractie van een seconde sneller. Dit strookje dorps gras is hem precies voldoende om in één beweging linksbenig aanzettend en rechtsbenig balmeeslepend de feestelijke vrijheid te vinden. Hij is al weg en de ingespannen tuurders voelen het zonder het te weten met hem mee. Een frêle demarrage van zes meter ontbindt de dubbeldans. De strenge zondag is vrolijk gewonderd. Het is een feest. David Endt AJAX MAGAZINE DECEMBER 2002/JANUARI 2003

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 2002 | | pagina 89