Dè ^onderwind openbaarde zich voor het
eerst! tijdens een doorsneewedstrijd in de
Meer. Maar vrijweji niemand ervoer het
Sjpe! als een wonder op die grijsblauwe
winterdag. Mogelijk dat de optreedtijd te
kort was om te kunnen waarnemen. Er
ontbrak een opvallende score die kon
wapperen in de wind en de wondertjes
waren slechts zichtbaar voor de
detaillisten, het zeer, zeer selecte groepje
dat aan een glimp van begaafdheid genoeg
heeft om een conclusie met
eeuwigheidswaarde te trekken. En zelfs niet
alle van die detaillisten zagen het. Of ze
waren er niet op die decemberdag.
Twee maanden later mocht de blonde
junior weer een keertje meedoen. Meer was
zichtbaar, meer wonderde de wind die de
snelheid van zijn voeten teweeg leek te
brengen. En als de detaillisten bij toeval
een andere kant op hadden gekeken en het
magisch realisme hadden gemist, dan was
er in elk geval de linksback van Haarlem
die geïnjecteerd was met de overtuiging dat
de blonde junior bijzonderheidsgave had.
Die linksback was eigenlijk een
middenvelder, iets te geblokt voor de
positie die hij diende te bezetten. Te veel
een cadansmiddenvelder dan een backie
dat vlot en soepel moet kunnen reageren
op stroomversnellingen of aanwakkerende
stormpjes. Maar ook wanneer hij die
plaatsspecifieke kwaliteiten had bezeten,
zou hij het tegen de blonde junior niet
hebben gered. Rats, daar gingen die voeten
met de bal. Voorbij hem, bezorgers van
gevaar. De gelegenheidslinksback
verwonderde zich over het moment. Dat
was onaangekondigd. De volgende keer
zou hij maatregelen nemen. Afstand
nemen? Korter dekken? Een blok zetten?
Grof geweld gebruiken? Geen van de opties
hielp en de linksback wist zich gevangene
van het wonderventje dat zonder veel
versiering voorbij hem snelde. Gevaar
stichtend. En scorend. Controle, eigen
plaatsbepaling en inschatting van de
situatie om zich heen en een geplaatst
VER$EELPIN<3
door David Endt
foto Louis van de Vuurst
schot dat doelpunt wordt.
Die linksback van Haarlem was in 1987 een
van de eerste gevangenen. Hij hoefde zich
niet te schamen. Diep in zijn hart begreep
hij dat meteen na de wedstrijd al. Zijn
medespelers grapten er met hem over in de
week na de wedstrijd. Gedold door een
junior! Hij grinnikte mee maar wist dat het
geen schande was: er had een tovenaartje
tegenover hem gestaan. Een rank, blond
vleugelvoetig tovenaartje. Dat slechts
enkelen de kwaliteit op waarde had
geschat, deed daar niets aan af.
Dennis Bergkamp maakte meer
gevangenen. Zonder ze te knevelen sloeg
hij ze in de boeien. Zijn tegenstanders
kregen allemaal eenzelfde shirt. Een
gestreept shirt dat verdomd veel weg had
van het tenue dat gevangen plegen te
dragen; alleen met een nummer op de rug
in plaats van op de borst. Stuk voor stuk
jagende gevangenen die maar geen greep
konden krijgen op de snellende,
versnellende, verwarrend snelle benen.
Naar bevrijding snakkende gevangenen die
vergeefs probeerden in te schatten wanneer
de balaanname van hun gejaagde zou
plaats vinden zodat ze juist op dat moment
hun mes zouden kunnen steken. Ze bleven
gevangenen. In het vernederende
gestreepte shirt. Ze bleven hollend
vastzitten achter de tralies van hun
machteloosheid. De wonderwind was
radeloos makend alleen maar voelbaar. Te
snel, te rap. In alles. Arme gevangenen van
de droom er iets aan te kunnen doen, de
wind te kunnen temmen. Bries, vlaag,
wervel, cycloon, mistral, schokwind. Een
verraderlijke Bergwind. Wat nu weer? Hoe
nu weer? Het lopen wordt rennen, het
rennen wordt sprinten, het sprinten wordt
een vlucht over het veld. Omringd door de
jagende gevangenen wordt de afzet
luchtiger en, o betoverde tegenstelling, de
vlucht sneller. De lucht verplaatst zich
synchroon met zijn acceleratie die is gevat
in de schoonheid van het voortbewegen.
Over het voortbewegen ligt het toverachtig
sterrenstof van de beheersing van de bal.
Dat wat voetbal tot voetbalschoonheid
maakt. Een honderdste van een seconde
van ontspanning van de voet is voldoende
om de bal te temmen. De afspraak verloopt
vlekkeloos, er gebeuren dingen die niet
kunnen. Zo allerheerlijkst is het gevoel van
tover in het secondendeel waarin de bal de
voet raakt, de voet de bal minnend en
mennend toefluistert.
In de zelfgecreëerde en met jagende
gevangenen gevulde windtunnel vindt
correctie plaats. Het is alsof handen zachte
was kneden, alsof de geest boetseert. Er is
geen hapering, de bal luistert lachend en
wordt een bondgenoot. Lachend om de
gestreepte gevangenen. Arme gestreepte
gevangenen. Dicht aan de voeten van de
tovenaar rolt de bal wanneer de ruimtes
klein en alleen voor de meester
overzichtelijk zijn, verder van de
vleugelvoeten waait de bal wanneer er
ruimten zijn die die gelegenheid bieden.
Maar altijd het ideale pad met
inachtneming van de kunst van het
ontsnappen. Want de gevangenen zijn
groot in aantal, kwaad van wil en door
onmachtsfrustratie in staat tot
criminaliteit.
Soms botst de wind op een overmacht aan
botheid. Dan voelen handen aan enkels of
knieën. Dan spreekt het boze tovenaarsoog
woordloos een vloek uit over de
scheidsrechter die ruimte voor liquidatie
heeft gegeven. Kreupele wind, herstel! En
daar waait het weer. De wind wakkert, loeit
aan, schettert. Wordt van orkaan cycloon,
gevuld met gekmakend sterrenstof. De
tovermomenten krijgen toegang tot de
eeuwigheid. Voor het eerst in de Meer. Nu,
zichtbaar voor iedereen, op Highbury en
daartussen en daarna op alle velden.
Streepgeshirte gevangenen jagen op de
ontsnappende tovenaar die,
vleugelvoetend, balminnend, lacht, ha, ha,
om de Wet van Mogelijkheid.
AJAX MAGAZINE JUNI 2002