KATERN
Cruijffs magnifieke
tweede doelpunt tegen
Benfica in de maak,
waarbij hij niet direct
schoot maar een
verdediger en de
doelman omspeelde
alvorens de bal in het
verlaten doel te
schuiven.
Foto: Collectie Ajax
wendbaar, enorm technisch en had
overzicht. Zelfs het koppen, voor
technische spelers vaak een gruwel, ging hij
niet uit de weg. In de Europa-Cup-1 -finale
tegen Inter Milaan in 1972 scoorde hij de
belangrijke tweede treffer, hoog
opspringend in een kluwen van spelers met
het hoofd. Bang was hij nooit en mede
door zijn perfecte timing en
reactievermogen was hij meestal iedereen
de baas.
Er zijn weinig soorten doelpunten die
Cruijff niet gemaakt heeft. Hij scoorde
zelfs één maal in eigen doel (in 1972 tegen
FC Amsterdam) en tegen Helmond Sport
in 1982 benutte hij (met Jesper Olsen) zijn
enige strafschop voor Ajax ooit. Hij kon
passeren als de beste, maar was geen
balverliefde pingeldoos a la Tscheu-la Ling.
Scoren bleef het hoofddoel; dat dat
regelmatig op een fraaie en onnavolgbare
wijze gebeurde was een gevolg van de
situatie. Het 'kon niet anders' en
bovendien zag Cruijff spelsituaties nou
eenmaal sneller dan de normale voetballer
van vlees en bloed. Dus moest er tegen
FC Den Haag in maart 1982 met een
kromme bal uit een onmogelijke hoek
gescoord worden. Of neem de uitwedstrijd
tegen Benfica, in februari 1969. Na een
lange pass van Piet Keizer verscheen Cruijff
voor de Benfica-doelman. Hij schoot niet
maar passeerde de keeper en een
verdediger op magnifieke wijze en schoof
de bal in het verlaten doel: 0-3. Cruijff
gebruikte zijn kwaliteiten om het zichzelf
zo gemakkelijk mogelijk te maken. Dat hij
in december 1981 tijdens zijn terugkeer
tegen Haarlem met een fraaie lob scoorde,
leek een egocentrisch hoogstandje, maar
was slechts ingegeven door de situatie. De
Haarlem-keeper stond nu eenmaal iets te
ver voor zijn doel. Dat dat in een
ogenschijnlijk gevaarloze situatie gebeurde
mocht het probleem niet zijn.
Een van zijn mooiste doelpunten vond
Cruijff het doelpunt dat hij op 9 januari
1966 maakte in de uitwedstrijd tegen
Feyenoord. Aan weekblad Vrij Nederland
legde Cruijff uit waarom: 'Het doelpunt
kwam tot stand door twee maal effect.
Eerst zo'n effectbal van Keizer waarop ik
liep. Op het moment dat die bal neerkwam
gaf ik hem tegeneffect, waardoor hij langs
Eddy Pieters Graafland het doel in draaide.
Dat doelpunt kon alleen zo gemaakt
worden, doordat we altijd samen trappen
op de training.'
Het is een leuk gegeven dat vrijwel alle
Ajacieden die Nederlands
eredivisietopscorer werden, op de een of
andere manier met Cruijff te doen hebben
gehad. Henk Groot was voor de jonge
Cruijff een voorbeeld, Wim Kieft
Foto: George Verberne
fungeerde als afmaker voor de aangever
Cruijff en werd op die manier zelfs
Europees topscorer, in Marco van Basten
zag Cruijff eerst als medespeler en later als
trainer veel van zichzelf terug, Dennis
Bergkamp debuteerde onder de trainer
Cruijff in Ajax 1, Jari Litmanen liep als
jongeling nog even stage bij Cruijffs
Barcelona en hoewel Ruud Geels vaak als
reserve fungeerde achter Johan Cruijff bij
het Nederlands elftal, speelden ze
halverwege de jaren zeventig een paar duels
samen in het Nederlands elftal.
Ruud Goals
In dit rijtje topscorers was Ruud Geels
'anders'. De Haarlemmer was geen
buitensporig goede technicus, kaatser, bal
aflegger, stormram of strateeg, maar toch
wist hij tussen 1975 en 1978 vier maal
achter elkaar topscorer van Nederland te
worden. Geels was koelbloedig, een 'koude
kikker' en kon geweldig koppen.
Geels putte inspiratie uit zijn kalende
hoofd. Tijdens Ajax - Feyenoord van
1 november 1975 zongen Feyenoord-
supporters 'kale, kale' richting de Ajax-
spits. Aan het eind van de wedstrijd zaten
zij echter met de handen in het haar: onder
108
AJAX MAGAZINE JUNI 2002