De slachtoffers: 'Een negatieve eer' KATERN vaak de ruimte niet voor. Om te koppen heb je slechts een paar vierkante meter nodig.' Groot bekwaamde zich in het koppen door de bal op een schuin pannendak te gooien. De kunst was vervolgens om de van het dak rollende bal terug het dak op te koppen: goed voor het reactievermogen en de koptechniek. Met broer Cees mocht hij ook graag overkoppen: hun record was 832. In hetzelfde boek legde Groot ook het geheim van een doeltreffende kopbal uit: 'Ik hou zo lang mogelijk de keeper in het oog, maar op een gegeven moment zal ik toch weer naar de bal moeten kijken. Goede keepers zullen hun doel zo goed mogelijk proberen af te schermen, waarbij ze de verste hoek meestal een beetje vrij moeten laten. Op die hoek mik ik. Slechte keepers blijven vaak maar staan en daardoor kop je de bal soms zo in hun handen. Bovendien geloof ik dat een kopbal voor een doelman lastiger te beoordelen is dan een schot. Hij kan niet zo goed zien in welke hoek de bal zal komen.' Een andere kwaliteit van Henk Groot was het benutten van strafschoppen. Zowel bij Ajax als het Nederlands elftal nam Groot lange tijd de pingels: een stevig ingeschoten bal met een beetje effect, zodat hij vlak voor de doellijn van de keeper wegdraaide. Groot mikte eerst links van de doelman, later werd dat rechts. 'Mijn strafschoppen kwamen vaak op televisie en de keepers werden beter. Dus veranderde ik van hoek.' Groot faalde slechts twee keer vanaf elf meter voor Ajax. Groot, die tussen 1963 en 1965 voor Feyenoord speelde, maakte bij terugkeer in de Meer de opkomst van een nieuwe topscorer mee. In het seizoen 1966-1967 was de twintigjarige Johan Cruijff, met 33 doelpunten, voor het eerst topscorer van Nederland geworden. Maar Cruijff vond zichzelf nog niet bovenaan staan: 'De allerbeste speler is volgens mij Henk Groot. Die jongen kan alles. Hij heeft een lange pass, kopt goed, heeft een schot, is goed in de combinatie en bovendien is het een uitgekookte man in het veld. Een rustpunt.' Zeven maal was Cruijff club topscorer van Ajax. Takken en meetlatjes Cruijff maakte zijn eerste eredivisietreffer op 15 november 1964 bij GVAV (3-1 nederlaag), een week later gevolgd door zijn eerste treffer in de Meer, tegen PSV (5-0). Cruijff ('beentjes als takken en armen als meetlatjes' schreef Theo Koomen in de Volkskrant) rukte vanaf de middenlijn op en passeerde doelman Pim Bekkering met een fraai gekromd schot. Na deze treffer volgden nog 203 competitietreffers voor Ajax. Tot aan zijn eerste vertrek in augustus 1973 scoorde Cruijff nog als spitsspeler, na zijn terugkeer in Amsterdam in december 1981 Hoe verging het enkele van de slachtoffers van Ajax' topscorers? In de historische 17-0 zege op VUC van 11 januari 1931 (met zeven doelpunten van Piet Strijbosch) kwam de doelman van VUC na de rust (bij een 9-0 stand) niet meer terug. Wellicht kwam Karei van der Meer toen op het idee om de keepershandschoenen te verruilen voor de scheidsrechtersfluit: enige jaren later was Van der Meer internationaal arbiter. Drie Ajacieden scoorden zes keer in één wedstrijd: Klaas Bakker, Johan Cruijff en Marco van Basten. De getroffen keepers zaten er niet écht mee, zoals Gerrit Vooys van AZ '67, dat op 29 november 1970 in de Meer met 8-1 in de modder beet. Cruijff was zo netjes om zowel voor als na rust met drie treffers achter elkaar doelman Gerrit Vooys te passeren, zodat hij twee zuivere f I «r hattricks op zijn erelijst kon bijschrijven. Vooys, terugkijkend: 'Cruijff kwam die middag regelmatig alleen op me af. Ik probeerde hem links te stoppen, rechts te stoppen maar niets hielp. Als doelman kreeg je tegen Ajax altijd enorm veel te doen en ik speelde meestal uitstekend. Ik heb er die dag misschien nog wel twintig uitgehouden. Studio Sport gaf in die tijd cijfers aan voetballers. Het zou me niets verbazen als ik toch een acht of een negen heb gekregen. Achteraf gezien vond ik het leuk om zoveel goals van Cruijff tegen te krijgen. Als een ander het had gedaan, was het vreselijk geweest, maar bij Cruijff was het een soort van negatieve eer.' Sparta-doelman Bas van Noortwijk was op 8 december 1985 na afloop van Ajax - Sparta (9-0, zes treffers van Van Basten) vooral euforisch over Ajax' topscorer: 'Zijn techniek is fabelachtig. Je weet bij hem nooit wat hij met een bal doet, of Marco van Basten passeert Sparta-doelman Bas wanneer hij schiet.' van Noortwijk en brengt Ajax op 4-0. fungeerde Cruijff meer als middenvelder en aangever. Een tendens die gelijke tred hield met die van 'leermeester' Henk Groot, die na zijn terugkeer bij Ajax ook steeds meer vanuit de tweede lijn opereerde. Men zou Cruijff uiteraard schromelijk tekortdoen door hem slechts als topscorer af te schilderen. Hij had nu eenmaal alles wat een voetballer uniek maakt, en nog meer dan dat. Zelfs in het doel stond hij nog zijn mannetje. Veel doelpunten maken was slechts een van zijn specialiteiten. Zwakke punten had de topscorer Cruijff niet. Hij was razendsnel, tweebenig, AJAX MAGAZINE JUNI 2002 107

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 2002 | | pagina 107