KATERN
Een inzet van Gerard
Bruins tegen
Enschedese Boys gaat
net naast. De foto
herbergt de topscorers
van niet minder dan
tien Ajax-seizoenen.
Bruins was topscorer
in de seizoenen 1946-
1947 en 1947-1948.
Op de achtergrond
Theo Brokmann jr
(topscorer 1941-1942,
1942-1943, 1943-
1944 en 1948-1949)
en, nog net zichtbaar
achter hem, Rinus
Michels (topscorer
1949-1950, 1951-
1952 en 1953-1954).
Achter Michels staat
rechtsbuiten Gerrit
Fischer, die topscorer
was in het seizoen
1939-1940.
Piet van Reenen
(rechts) met het elftal
dat in 1931
afdelingskampioen (en
later ook kampioen
van Nederland) werd.
Vanaf links: Henk
Mulders, Joop
Martens, Theo
Schetters, Jan van
Diepenbeek, Piet
Strijbosch, Jan de
Boer, Bob ten Have,
Wim Anderiesen, Dolf
van Kol, trainer Jack
Reynolds en Wim
Volkers.
bereiken en dan hollen jongens, want van
overnemen hadden ze toen geen notie.'
Maar waarom scoorde Van Reenen wel
zoveel doelpunten, terwijl andere
midvoors, die toch dezelfde vrijheid
genoten, stukken minder trefzeker waren?
Van Reenen liet in ieder geval niet na om
de spelers die hem van voorzetten
voorzagen, te prijzen: Wim Volkers, Bob
ten Have, Piet Strijbosch, Henk Mulders.
Voor een verdere beschrijving van de
voetballer Piet van Reenen lezen we het
jubileumboek van Ajax uit 1950: 'Van
Reenens grootste kracht was zijn gevoel
voor... doelpunten maken. Hij kon het spel
soms handig verdelen, met lange
overzetten naar de vleugels, doch hij
schuwde het lijf-aan-lijfwerk, dat een
midvoor óók toen reeds (al was er toen
nog geen stopper tegenover hem!)
opknappen moest. Hij dribbelde soms
bijzonder handig, doch hij moest er dan
ook trek in hebben Maar hij speelde
het best in vooruitgeschoven positie en
onthaalde dan (ondanks meestal scherpe
bewaking) het publiek op de prachtigste
doelpunten. Specialiteit was zijn ineens
opvangen van voorzetten, keihard en
onhoudbaar ingeknald, of zijn met een
kleine kopbeweging ingekopte hoge ballen.
Hij was de wanhoop der doelverdedigers.'
Opmerkelijk genoeg was de blonde
tweebenige spits bepaald niet lang
(1.70 meter).
Van Reenens humeurige karakter (collega
Joop Stoffelen: 'Hij was een beetje over het
paard getild.') was de voornaamste oorzaak
van het feit dat hij slechts twee keer voor
het Nederlands elftal uitkwam, in 1930
tegen Hongarije en in 1933 tegen België.
Beide wedstrijden gingen verloren en Van
Reenen wist geen enkele maal te scoren.
Foto: Collectie Ajax
Van Reenen had moeite met de
allesoverheersende rol van elftalleider
Karei Lotsy, die zichzelf wat privileges
toestond. De strenge keuzecommissie hield
niet van lastige spelers, of men ze nu nodig
had of niet.
Gezelliger
Na Van Reenen duurde het maar liefst zo'n
twintig jaar voordat Ajax weer een groot
schutter in de gelederen had. In de
tussentijd kwam slechts één maal een
speler boven de twintig doelpunten per
seizoen uit: Guus Drager scoorde in de
jaargang 1945-1946 24 maal. Spelers als
Gerard Bruins (twee keer), Rinus Michels
(drie keer) en Wim Bleyenberg (twee keer)
werden weliswaar meer dan één maal
clubtopscorer van Ajax, maar zelfs het
'kanon' Michels kwam nooit verder dan
16 treffers in één competitie.
De oplossing(en) kwam(en) in 1959 uit
Zaandijk. De gebroeders Henk (21 jaar
oud) en Cees Groot (27 jaar) verhuisden
gezamenlijk van Stormvogels naar Ajax.
Samen zouden ze goed blijken te zijn voor
457 Ajax-doelpunten. In hun eerste Ajax-
seizoen (1959-1960) zorgden zij met 66
van de 109 competitietreffers voor bijna
tweederde van de Ajax-productie.
Dat jaar werd Henk Groot met 37 treffers
AJAX MAGAZINE JUNI 2002