Shirts en zwaluwen Shirts hebben een bijzondere aantrekkingskracht. Het zijn geliefde kledingstukken wier populariteit met de jaren is gegroeid. Relieken zijn het, ja, voor sommigen zijn het fetisjen, voorwerpen die aanbeden worden als een goddelijk kleinood. De werkelijke waarde van een shirt wordt daarbij bepaald door de persoon, in ons smalle geval de voetballer, die het shirt gedragen heeft. Toegevoegde waarde is wanneer en dus ook waar dat shirt gedragen is. Een door Patrick Kluivert in de Champions-Leaguefinale van 1995 gedragen tricot levert stukken meer op dat het shirt waarin Stefan van 't Hart in 2002 de wedstrijd ADO - TOP Oss volbracht. Toch heeft ook dat Haagse shirt zijn waarde. Foto: Louis van de Vuurst In de afgelopen vijftien jaar is men zich meer bewust geworden van de kostbaarheid en de toegevoegde waarden van een shirt. In een veel verder verleden zagen we voetballers slechts bij zeer bijzondere feesten en partijen, finales, wedstrijden tijdens een wereldkampioenschap, hun shirt wisselen met dat van de tegenstander. Nu vindt die handeling zelfs plaats na een competitiewedstrijd. Nee, nog niet in Nederland, al wordt er après match in de bescherming van het kleedkamergebied regelmatiger geschonken en ontvangen. Anastasiou wil een Machlas, Klompe wil een Tomasson, Senden krijgt een Ooijer. In Italië ontvangen de spelers van een beetje club twee shirts naast het klaarliggende truitje waarin gespeeld moet worden. De twee in cellofaan verpakte shirts zijn voor de ruil of voor de bewaar. Zo'n toegevoegd exemplaar is natuurlijk een beetje een verradersshirt. Wanneer er niet in is gespeeld, gezweet, wanneer het niet is bevlekt en wanneer er niet aan is getrokken, en gerukt, dan blijft het leeg van waarde. De verzamelaar wil een échte Arveladze, Totti of Ronaldo. Ongewassen liefst, met de modder van Ibrox Park, Olimpico of Maracana. Met een scheur onder de oksel, met de halve nagel van de verdediger in de stof. Verdedigers... die houden ook van shirts. Steeds meer, het is een overweldigende rage. Vasthouden en trekken; het uit balans brengen van de tegenstander door middel van geraffineerd trekwerk is een kunst op zich geworden. Let eens op het overbevolkt strafschopgebied. Corner van links, massale chaotische bijeenkomst in de zestien meter. Iedereen komt aan elkaar, overal spant de vezel. De kunstvezel. Het lijkt op handbal. Ach nee, handbal? Ja, handbal! Armen om lijven, handen op schouders. Sjorren, afzetten, duwen, rukken. Ja, shirts zijn populair, broekjes worden het ook. De vuistvol overtredingen mag, tenminste, het wordt gedoogd door de mannen die de regels dienen te bewaken. In het wetboek van voetbal staat weliswaar geschreven dat het vasthouden van een tegenstander dient te worden bestraft met een directe vrije schop, slechts een uitzonderlijke scheidsrechter heeft de moed COLUMN door David Endt om de in het strafschopgebied trekkende en rukkende en hangende verdediger met een penalty-straf om de oren te slaan. De aanvallers reageren. Natuurlijk, zij trachten zich te beschermen, los te rukken, porren naar achteren in het defensieve lijf. Helaas treft de aanvaller de levensgrote pech dat hij aanvaller is. De verdediger rukt en plukt zijn opponent uit balans en, dat is de volgende kunst, laat op het juiste moment zijn handen thuis. Onschuld in de ogen, onschuld in het gespreide arm gebaar. De reactie van de aanvaller wordt bestraft. Waarom? Omdat het voor de scheidsrechter gemakkelijker is om een vrije schop zonder directe gevolgen toe te kennen dan één die subiet een doelpunt kan opleveren. Bij het vlaggen voor buitenspel speelt bij de grensrechter eenzelfde angst de hoofdrol wanneer hij in geval van twijfel zijn vlaggetje fluks de lucht in priemt. Stel je voor, zoiets als een doelpunt. Het buitenspel-advies 'bij twijfel niet vlaggen' is allang vergeten. Scheidsrechters verschuilen zich achter het zelfs door commentatoren, de gidsen voor de massale voetbalkijker, gebezigde adagium dat je een strafschop moet 'verdienen'. Onbegrijpelijk. Wat wil dat zeggen, verdienen? Dat je letsel moet oplopen, een been moet offeren? Degeneratie van de regels. Normvervaging. Voetbalverloedering. Simpel in ons voetbalwetboek omschreven. Gecompliceerd de arbitersmoed, noodzakelijk om het kwaad te bezweren. Fluiten voor een directe vrije schop; in de zestienmeter, dus een penalty. Moed is schaars. Dat alles is begrijpelijk frustrerend voor de aanvaller die een enorm nadeel ervaart. Hij, de van natuur creatieve geest, wordt niet alleen door het destructieve bewaken maar ook nog eens door de lafheid van arbitrage in de weg gezeten. Uit de frustratie van machteloosheid ontkiemt reactie. De aanvaller neemt tijdens de samenscholingen in het lijf-aan-lijfgevecht de kunst van handwerk over. Leert snel. Tracht in het oneerlijke gevecht een oneerlijk voordeel te behalen uit het accentueren van een val. Hij zwaluwt, smekend om genoegdoening, naar de vrije schop. Om daarna verketterd en aan schandpalen - genageld te worden. AJAX MAGAZINE APRIL 2002 27

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 2002 | | pagina 27