Hij woont in Amsterdam West. Het oudere Wést, niet hegjWpst van de niéuwgebouwde (tuinsteden maar daar half tegenaan. Een buurt die wordt bepaald door de eenvoudige Amsterdamse- ichoolhuizJjKn het Mercatorplein. De drukte van de Jan Evertsenstraat, de kromminava* de Admiraal de Ruyterweg. Er wordt g§||jiitbald. Niet zoveel meer op de stoepemMlkr wel op de pleinen van de buurt; de schoolpleinen, een breed door huizen ingesloten voetbalplaats. Chasséstraat, Van Speykstraat. Zeeliedenbuurt. Ontdekkingsreizigersbuurt. Groot en sterk is-ie, voor zijn leeftijd toch. En op de pleintjes hoort hij tot de besten. Lijkt hij flegmatiek of is hij dat ook? Zijn lichamelijke kracht werkt misleidend ten opzichte van zijn begaafdheid. Die wordt erdoor omsluierd. Maar zie hem de bal eens trappen, zie hem slim zijn in de lijf- aan-lijfduels, zie hem de techniek als middel en niet als doel gebruiken. Amsterdam West in de jaren zeventig. Er wordt veel gevoetbald en de kleuren mengen zich. Hij woont in Amsterdam Oost. Het oudere Oost, niet eens het wat meer luxe Oost van de Watergraafsmeer of het Linnaeushof en Frankendael. Een buurt die is gebouwd in de tijd dat er nodig arbeiderswoningen uit de grond gestampt moesten worden. Rechte straten zijn vroegere sloten en vaarten. Dapperbuurt, Indische buurt. De drukte van de Eerste Van Swindenstraat die na het spoor de Javastraat wordt. Winkels, kleine negoties. Er wordt gevoetbald. Overal wordt er gevoetbald. Er zijn niet zoveel pleinen maar er zijn veel hoeken en langs de spoordijk ligt wat gras. Voetbalgras. Celebesstraat, Eerste Atjehstraat, Makassarstraat. Exotische namen, ze doen denken aan ver weg maar dit is Amsterdam Oost in de jaren zeventig. Hij is groot, hij is sterk. Voor zijn leeftijd toch. Hij is niet de briljantste techniscus maar de bal heeft weinig geheimen voor hem. En er is iets bijzonders aan hem. Er door David Endt foto Soenar Chamid schuilt een radar in zijn hoofd. Of zit die in zijn benen? Straatslimheid paart zich aan intuïtie en hij scoort. De taal is Amsterdams, de kleuren raken meer en meer gemengd, ook in het voetballen, dat populair is in Oost. Voetballen in Amsterdam West in de jaren zeventig betekent dan nog steeds kiezen voor de grote clubs als Blauw Wit en DWS. En de sterke jongen wiens begaafdheid flegmatiek zichtbaar is, wiens ambitie moeilijk is in te schatten maar die zielsveel houdt van het spelen met de bal maar ook het spelen om de bal, voetbalt voor die clubs. Voetballen in Amsterdam Oost in de jaren zeventig betekent dan nog steeds kiezen voor grote buurtclubs. Zeeburgia, JOS, Madjoe. Ach er zijn er zoveel. Maar daar, daar in Oost, is ook Ajax. Een bindmiddel in Amsterdam, steeds meer een Groot- Amsterdamse club dan een club uit Oost. En de krachtige jongen met de straatslimheid in zijn spel en het vermogen om te scoren, voetbalt al snel bij die Groot- Amsterdamse club uit Oost. Aan het eind van de jaren zeventig reist de jongen uit Amsterdam West dagelijks naar Oost. Naar voorbij de Dapperbuurt, met Lijn 9. Voorbij het Linnaeushof en Frankendael. Voorbij de Oosterbegraafplaats, naar Ajax. De club waar de stadsdelen en de kleuren meer en meer gemengd raken. Daar voetbalt de jongen uit West samen met die jongen uit Oost. En die jongen uit Oost ziet de jongen uit West in zijn elftal stappen. Ze schelen amper in leeftijd. Ze komen uit compleet andere gezinnen en voetbalden op heel andere starten en pleinen. Maar het klikt. Als een voorbestemming. Ze delen hun humor, ze praten achteloos geïnteresseerd over hun toekomst, ze halen geintjes uit en ze sloven zich meer of minder uit op de avondlijke trainingen. Onzichtbaar, voelbaar en elkaar versterkend bindt een band die twee op het oog zo verschillende jongens die op weg zijn man te worden. Het spel is meer dan spel geworden. Plezier wordt af en toe vervangen door grimmig moeten. Het speelse voetbal draagt een term: professional. Ongemerkt en welgewild is die status deel van de twee jongens geworden. Zo verschillend als het hun toebedeelde talent, zo eensgezind is hun honger naar een plaats daar, tussen die muren van het stadion. Het gaat als vanzelf, lijkt het. Maar er is wel degelijk geïnvesteerd en groot is de soms verbeten en dan weer luchtige passie. Samen treden ze het walhalla van het Eerste Elftal binnen. Verbaasd maar niet te lang stilstaand bij dat feit. Walhalla? Een hel is het, soms toch. Ervaren mannen, jaloerse mannen, bange mannen in de kleedkamer zijn hun nieuwe elftalgenoten. Professionalisme betekent ook concurrentie, gevecht om het brood. Zo heel anders nog dan de motivatie van het gemengd dubbel dat door iets dat lot kan heten bij elkaar is gebracht. Meer en meer realiseren ze zich hun lotsverbondenheid. Er is twijfel, er is desillusie, er is boosheid en er is hoop. Onbewust maar duidelijk zoeken ze eikaars steun en bepalen zij hun positie en openen eikaars ogen. Twee jonkies in de kleedkamer. Sterke jongens, de besten van hun buurt die dansend, springend, juichend een doelpunt vierden wanneer hun schot het lantaarnpaaldoel op het pleintje had geraakt. Slim of begaafd, gemikt of intuïtief. Springjuichend, nu met heel hun jongensachtige plezier en overgave wanneer de één of de ander of weer een ander heeft gescoord. Daar vallen zij elkaar in de armen. In de Kuip. Het mooiste juichen van een Ajacied is in de Kuip. Ze lachen hun straatvoetballerslach, ze springen hun straatvoetballerssprong. Ze mengen zich in eikaars armen van schaterplezier. Springen juichdansend over de drempel. Zij zijn de nieuwe bewoners van de grote voetbalwereld. AJAX MAGAZINE APRIL 2002

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 2002 | | pagina 19