KATERN
Het moet begin 1971 zijn geweest, toen ik
als achtjarige voor de eerste keer Ajax in
het 'echt' zou gaan zien. Het wonderteam
speelde een uitwedstrijd in mijn
geboortestad Maastricht tegen MW. Al
dagen voor de wedstrijd werd de Ajax-
pagina uit het Voetbalsterren-album 1970-
1971 bestudeerd: een magische Cruijff
natuurlijk (geboren 25-7-'47), een
trappende Sjaak Swart, die vage foto van
Heinz Stuy en een onbekende met die rare
achternaam (Ronnie Kalderon). Van Sies
Wever begreep ik helemaal niets. Op het
plaatje stond hij te koppen, terwijl in de
'beschrijving van de speler in het
betreffende hokje in het album' stond dat
Wever doelman was. Maar het meest onder
de indruk bleef ik van Cruijff en vooral zijn
beschrijving: 'speler van wereldklasse.
Stond al als 16-jarige in het eerste elftal van
Ajax'. En die zou ik in het echt gaan zien!
De wedstrijd verloor Ajax via een knal van
Johan Dijkstra (die niet eens in het boek
zat!) met 1-0. Nooit zal ik vergeten hoe de
Ajax-spelers na afloop met vuurrode
hoofden (van schaamte, dacht ik toen)
langs de tribune-plek van mijn vader en
mij de catacomben indoken. Met bonzend
hart bekeek ik of de vooraf bestudeerde
spelers op de plaatjes leken. Ze waren het
echt, hoewel ik Sies Wever niet heb zien
koppen.
Toen we thuiskwamen was het eerste wat
ik deed het Voetbalsterrenalbum
tevoorschijn halen. En vol verdriet bekeek
ik de Ajax-plaatjes en schreef onder de foto
van Cruijff 'slecht'. Een Ajax-hartje was
voor even gebroken. Gelukkig had ik de
vloek uitgesproken met een potlood. En
een week later kreeg Cruijff van mij - met
pen - een tijdlozere beoordeling: 'keurig'.
De complete Ajax-pagina uit het
Voetbalsterrenalbum 1970-1971 met rechtsonder
de koppende Sies Wever.
Paraplu
De innige relatie tussen kind en
verzamelplaatjes was een van de meest
standvastige verhoudingen van de laatste
honderd jaar. In den beginne was wel een
voorwaarde dat je een sigarettenroker
moest zijn, of beter gezegd: moest kennen.
De eerste sportplaatjes waren namelijk
reclameplaatjes die vooral
sigarettenfabrikanten bij hun producten
uitbrachten.
Engelse en Australische cricketvedetten
werden eind negentiende eeuw vereeuwigd
op kaartjes. In Amerika verschenen
destijds honkbalkaartjes die als kleine
kartonnetjes bij pakjes sigaretten zaten. Ze
werden een enorm succes. Sommige van
die kaartjes staan tegenwoordig
tentoongesteld in het Metropolitan
Museum of Art in New York. Daar bevindt
zich een permanente honkbalplaatjes-
collectie, die loopt van de eerste, bruine
portretten tot de sterren van tegenwoordig.
De waarde van één enkel plaatje kan
oplopen tot 450.000 dollar.
Voor de eerste voetbalplaatjes moeten we
uiteraard zijn in de bakermat van het
voetbal, Engeland. Daar bracht de
sigarettenfirma Ogden's Gold uit Liverpool
vanaf 1894 meer dan duizend
zwartwitplaatjes uit. Daarop niet alleen
voetballers (meestal met snor, hoed of pet),
maar ook actrices, treinen en leden van het
koninklijk huis. Bij de voetbalplaatjes zaten
nu nog beroemde clubs als Derby County
en Aston Villa. De Britse excentriciteit
kwam ook in de plaatjes tot uiting:
vleugelspeler Charlie Athersmith van
Aston Villa wordt afgebeeld als hij op een
regenachtige dag met een van een
supporter geleende paraplu langs de lijn
rent.
In 1902 verschenen de eerste pure
voetbalplaatjes-series. Deze kartonnen
plaatjes waren in eerste instantie bedoeld
om het pakje sigaretten harder te maken,
de zogenaamde stiffeners. Op de
achterkant van die kaartjes vond men dan
ook niet meer dan reclame voor dat
bepaalde sigarettenmerk. Niet veel later
werden er wel biografische gegevens over
de spelers op gedrukt, waardoor de
kaartjes een eigen leven gingen leiden. Ze
zorgden ervoor dat spelers, die daarvoor
alléén maar in hun eigen regio bekend
waren, ook bekendheid genoten in andere
delen van het land.
Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog
in 1914 legde de productie van
voetbalplaatjes bijna stil. In 1917
verscheen nog een opmerkelijke serie. Ze
bevatte spelers uit de periode 1913-1917.
Veel van die spelers zaten ondertussen in
het Engelse leger, wat middels de afkorting
O.H.M.S. (On Her Majesty's Service) op
het kaartje was vermeld. Men ging zelfs
verder: op het plaatje van de arme E.S.
Garvie van Queen's Park stond died of
wounds afgedrukt.
Rond die tijd verschenen ook in
Nederland de eerste voetbalkaartjes. Het
kampioenselftal van Ajax uit 1919 kwam
op de markt als ansichtkaart en er
verscheen zelfs een sigarenmerk 'Ajax'.
Maar ook in Nederland gaven vooral de
sigarettenmerken de plaatjes uit. Philips
Cigarettes uit Maastricht kwam in 1924
met 'De regels van het voetbalspel',
beschreven door journalist en oud-
scheidsrechter C.J. Groothoff. In de eerste
helft van deze eeuw hadden voetbalplaatjes
soms ook een educatief karakter. Via
tekeningen en nagebootste spelsituaties
werden de spelregels uitgelegd. Dit
gebeurde vaak op een wat cartooneske
manier. Zo kon je in het boek Fair Play
een foto van een elftal plakken, waarvan
vier spelers helemaal geïsoleerd links staan,
en de andere zeven helemaal rechts. Het
onderschrift vermeldt dat er nu niet mag
worden doorgespeeld omdat het elftal niet
uit minimaal acht man bestaat.
AJAX MAGAZINE FEBRUARI 2002