KATERN
De ene droge Ajacied, Frans Schoofs van de afdeling
merchandising, vertelde dat hij na een nederlaag 'sowieso geen
krant leest, want dat kan ik niet aan'. De andere droge Ajacied,
Carla Smit van de Supportersvereniging, gaat in zo'n geval 'echt
niet op de tv naar de samenvatting zitten kijken'. En een derde
droge Ajacied, Shoaib Hameed van de financiële administratie,
zegt dat 'mijn hart dan huilt van tranen'.
Geloof me, het was me in Soccer World soms te moede alsof ik bij
een alomvattende geloofsrichting beland was in plaats van bij een
voetbalclub met winstdoeleinden.
Michel Sleutelberg, de hoofdredacteur van het Ajax Magazine,
noemde zijn werkgever een 'ontzagwekkend iets', 'iets mythisch',
iets waar hij 'zo trots op is dat je er, ook na zeven jaar trouwe
dienst, nog elke dag beduusd van bent'. Hij wist niet hoe hij het
onder woorden moest brengen, het was gewoon zo, 'het wit van
Ajax is witter dan wit, het rood van Ajax is het zuiverste rood dat
er is, wat moet je daar verder van zeggen, niks toch, je vraagt ook
niet hoe God eruit ziet'.
Gabriël van Gastel, de man van het internet, sprak over zijn club
als 'een constante stroom adrenaline, de grootste drug na heroïne
en cocaïne: voor Ajax voel je wat je verder alleen voor je vrouw en
je kind voelt'.
En Mick Werkendam, de veiligheidsman voor de uitwedstrijden,
zei eenvoudig: 'De een gelooft in God. En ik geloof in Ajax.'
Maar als de ene droge Ajacied (Annamaria Hendriks van de Ajax
Kids Club) zo'n rotsvast vertrouwen in haar club heeft dat ze, ook
al staan ze met 20-0 achter, toch altijd denkt dat het voor het
laatste fluitsignaal nog goed komt en als de andere droge Ajacied
(Thijs Lindeman van het Museum) meent dat 'er in mijn bloed
niet voor niets rode en witte lichaampjes zitten' - waar komt dan
die faam van kil en zakelijk vandaan?
In elk geval, is mijn voorlopige conclusie, niet van de mensen die
daarboven op kantoor hun dagelijks brood aan Ajax verdienen.
Op een warme zondagmiddag kom ik in de kantoorgang Daan van
der Burg tegen, het hoofd van de sponsoring. Ajax heeft zojuist een
rotwedstrijd gespeeld en met 1-1 van Roda JC verloren.
Ik wil hem iets vragen.
'Wacht even,' zegt Daan. 'Eerst even afreageren.'
Daarop balt hij zijn vuist en slaat hij kil en zakelijk een deuk in een
roestvrijstalen kastdeur.
'Zo,' zegt hij. 'Wat wilde je weten?'
Ik heb soms het gevoel dat ik meer om Ajax geef dan de jongens die
ervoor voetballen.
Saar van Bueren, redacteur Ajax Magazine
Aan het einde van mijn eerste Ajax-dag stap ik in de auto bij Erik
van Leeuwen, de perschef, en Piet Bon, de clubarts. Samen rijden
we naar De Lutte, een bosrijk oord tegen Duitsland aan waar de
Ajax-selectie op trainingskamp is.
We willen net wegrijden als Leo Beenhakker, de technisch
directeur, naar buiten rent en Erik van Leeuwen aanhoudt.
'Ik wil Hoekstra eruit gooien.'
Hij bedoelt niet uit de selectie. Hij bedoelt als persbericht.
Erik: 'Is Hoekstra verkocht?'
Leo: 'Aan Stoke City.'
'Spreekt hij dan Engels?'
'We hebben ze wijs gemaakt dat hij het woord voor goal kent.'
Onderweg schetst Piet Bon de 'keiharde wereld' waarin het
voetbalspel dezer dagen gespeeld wordt. Toen hij elf jaar geleden
bij de club kwam, trof hij 'een klein warm nest' aan. In een
kwartiertje werd hij aan iedereen voorgesteld waarna hij con amore
en honoris causa lid was van de authentieke Ajax-familie.
'Wat verwacht je van me?' vroeg hij aan de toenmalige trainer.
'Alles.'
En nu? Voor elke deeltaak, lijkt het, is er een aparte stafafdeling
gekomen. Het moest misschien wel, als Ajax mee wil komen met
een Lazio, een Bayern en een Bar^a. Maar ondertussen: in de
wereld van nu, zegt Piet Bon, geldt niet langer het familierecht
maar 'het recht van de sterkste'. Hij ziet de moderne voetballer als
de wettige erfgenaam van de Romeinse gladiator. 'Jonge mensen
die in de kracht van hun leven geblesseerd raken op alle fronten.'
In De Lutte stelt Erik van Leeuwen mij voor aan Co Adriaanse, de
trainer van Ajax. Erik zegt, gelukkig niet naar waarheid, dat ik een
sociologisch portret van de club ga schrijven.
'Zo,' zegt Adriaanse. 'Dan mag je wel twee jaar bij ons blijven.'
'Ik ben van de meterstanden. Ik help de nieuwe jongens met alles wat
ze nodig hebben. Huis, telefoon, verblijfsvergunning. Vandaag heb ik
bij Zlatan Ibrahimovic een ameublement bezorgd.
De jongens die uit Afrika en uit Zuid-Amerika komen, hebben het
niet gemakkelijk. Die zijn gewend om een hele hoop mensen om zich
heen te hebben. Hier zitten ze alleen op een flatje. Thuis deed moeder
alles. Hier moeten ze zelf strijken. De eerste twee maanden vinden ze
alles prachtig. Maar dan moeten ze nog drie maanden tot de
winterstop en dan krijgen ze heimwee. Dan gaan ze op vakantie naar
hun eigen land, daar zijn ze de held, en als ze terugkomen hebben ze
het nóg moeilijker. Ze staan op een voetstuk, maar ik zou niet met ze
willen ruilen.
Priscilla Janssens, spelersbegeleider
Die avond speelt Ajax een oefenwedstrijd tegen een amateurclub
uit Oldenzaal. Het is een ongelijk treffen, niet alleen op het veld,
maar ook in de bestuurskamer. Ajax heeft een onwaarschijnlijk
grote afvaardiging naar Oldenzaal meegenomen waaronder de
directie, een enkele commissaris, de hele Kids Club, de hele
commerciële staf, driekwart van de Ajax-bladenredacties, enkele
scouts, enkele jeugdtrainers en de afdeling veiligheid met een
AJAX MAGAZINE JANUARI 2002 95