linkerkant. Ik kon mijn arm niet bewegen,
mijn been niet en mijn voet niet. Ze
prikten me in mijn been met naalden; ik
voelde er niets van. Het duurde vijf tot zes
uur. Ik was bang. Niet dat ik dacht dat dit
het einde van mijn carrière was, maar
angstig was het wel. Toen het gevoel
terugkwam, wist ik dat het goed zou
komen. Ik wist het wel, maar de artsen
niet. Die hadden allemaal rare dingen
gezien op de scan en vertelden me dat het
onverantwoord, gevaarlijk en daarom
onmogelijk zou zijn om binnen drie
maanden weer te gaan voetballen. Ik wist
dat dat onzin was. Ik ben een sportman, en
die geneest sneller. Twee weken later liep ik
weer in de groep. Ik wilde zo snel mogelijk
weer spelen, maar ik voelde me nog een
tijd niet honderd procent fit. Tot twee keer
toe, tegen Heerenveen en Willem II, wilde
de trainer dat ik zou spelen, terwijl ik vond
dat ik hooguit twintig minuten kon
meedoen. Adriaanse zei dat het elftal me
nodig had. Ik liet me ompraten. Het was
heel teleurstellend toen hij achteraf op een
persconferentie zei dat hij niet tevreden
was over wat Mido gebracht had in juist
die twee wedstrijden. Ik geloofde niet dat
hij dat echt gezegd had, nadat hij mij min
of meer had omgepraat om het veld in te
gaan. Ik heb er een duidelijk gesprek over
gehad. En natuurlijk heeft hij niet zijn
excuses gemaakt, want dat was voor hem
onmogelijk, maar hij begreep in ieder geval
wel wat ik bedoelde. Het was de fout van
de trainer, maar ook van mij. Want ik had
voet bij stuk moeten houden. Later deed ik
dat dus wel. Tegen De Graafschap weigerde
ik te spelen. Ik ging ook niet naar het
nationale elftal dat tegen Zuid-Afrika
moest spelen. In plaats daarvan trainde ik
hier. In het krachthonk en buiten in de
regen met Leo van Veen. Het heeft mijn
fitheid veel goed gedaan. Mijn humeur
niet, hoewel het fijn is te voelen dat je
minder fysieke beperkingen hebt.'
Nieuwe moeilijkheden kwamen er tijdens
de ramadan. In Cairo ging Mido voetballen
om de honger te vergeten en de dorst. Als
hij hier gaat trainen, valt hem dat zo zwaar
dat het hem juist iedere minuut herinnert
aan de lege maag. Het religieuze vasten
werkt niet altijd alleen maar louterend.
Maar ook hier was er volgens Mido weinig
merkbaar van enige compassie.
Mido: 'Het is vooral moeilijk als we twee
keer op een dag trainen. Ik sta om zes uur
op. Dan eet ik goed en drink ik goed.
Daarna ga ik weer even naar bed. De
ochtendtraining is dan geen probleem.
Maar als we 's middags ook weer trainen,
krijg ik het toch moeilijk. In Egypte is het
niet moeilijk om je aan de voorschriften te
houden die horen bij de ramadan. Hier is
het anders. Hier word je omgeven door
mensen die kunnen eten en drinken wat ze
willen. Dan zit iedereen hier in het
spelershome lekker te eten en kan ik er
alleen maar naar kijken. En het is niet zo
dat er rekening met mijn omstandigheden
wordt gehouden. Er wordt gewoon van mij
verwacht dat ik op de middagtraining ook
scherp ben. Je moet ongeacht de situatie
elke keer bewijzen dat je goed genoeg in
vorm bent om in de basis te starten. Ik heb
er nooit met Adriaanse over gesproken. Hij
'IK H&> ME VOORGENOMEN
OM TE SLAGEN MAlJAX
EN IN ffETVGET&AL'
is ook geen trainer met wie je over dit soort
dingen kunt praten. Hij hield altijd afstand
tot de spelers, dus zou het raar zijn als hij
nu opeens naar me toe was gekomen met
de vraag welke invloed de ramadan heeft
op mijn functioneren, en of daarop iets te
bedenken valt. Zo werkte hij nu eenmaal
niet. Het was niet zijn stijl. Maar ik wil me
niet verschuilen achter de aanpak van de
trainer. Ik moet mezelf erbovenuit
knokken. Daar doe ik alles voor. Ik heb de
naam een discoganger te zijn. Maar ik ben
al een maand niet meer uit geweest. Ja, uit
eten, maar meer niet. Zolang ik niet in
vorm ben, zal ik me geen dingen
permitteren waarvan men achterafkan
zeggen dat die de oorzaak zijn geweest van
matige prestaties. Niet dat ik zelf denk dat
ik mezelf niets kan veroorloven, maar ik
wil er alles aan doen om mijn vorm terug
te krijgen. Ik leef echt voor het voetbal. De
Arena is mijn leven.'
Is dat een leuk leven?
Mido: 'Niet als je niet goed speelt. Dus nee,
tot nu was het niet zo'n heel erg leuk leven.
Maar het zal hier goed komen. Ik heb me
voorgenomen om te slagen bij Ajax en in
het voetbal. En daarna zal ik naar Cairo
terugkeren. Ik hou van die stad. Waarom?
Geen idee. Als je ergens van houdt, weet je
vaak niet waarom.'
Maar zou je, als rijke voetballer, dan geen
moeite hebben met die tweedeling tussen
arm en rijk die je zo schrijnend noemt?
Mido: 'Nee, helemaal niet. Je hebt een
geweldig leven met die status. Mensen
doen alles voor je. Iedereen probeert iets
voor je te regelen. Of het nou een diner is
waar je nooit voor mag betalen, of ze
helpen je aan iets waarvan je zelf niet wist
dat je het nodig had. Je wordt daar op
handen gedragen, bijna letterlijk. Dat is
heel wat anders dan hier. Hier zie je op
straat dat mensen je herkennen, maar
hoort het kennelijk bij de cultuur om
verder gewoon te doen. Alsof je net zo bent
als ieder ander. Net zo belangrijk, of
onbelangrijk. Dat kan je in Egypte wel
vergeten. Maar als je hier beroemd bent, is
dat heel normaal.'
Met dank aan Artis voor de medewerking aan de
fotografie.
18
AJAX MAGAZINE JANUARI 2002