Ajax 3 kampioen in
1959, gehuldigd door
het vierde elftal met
links, naast elftalleider
Wim Schoevaart, Arie
de Wit.
Arie de Wit liep zonder
vertrouwen in eigen
kracht rond en kon
zich aan niemand
optrekken, aldus het
clubblad.
—*y-~ •- m VOien..ok Êiaaspix
b. die elf Ajacieden, er niet als de Volendammers, lékker tegen
aan gingen. Beide factoren hielpen een stevig handje mee aan
onze beker-dood, die, gezien het spel van ,,vele vaste medewer
kers" zonder meer verdiend was. Niet voor vriend Geelhuyzen,
die meer dan z'n best heeft gedaan. Maar daar gaat 't hier niet
om, óók niet om die beschamende nederlaag. Waar het wel om
gaat, is de brandende vraag; hoe staat het met onze reserves?
Arie de Wit Jr., moest de geblesseerde Van Monrik vervangen.
Arie, heeft zijn best gedaan, mislukte, omdat hij zonder ver
trouwen in eigen kracht rondliep èn omdat hg zich aan niemand^
kon „optrekken". Van Mourik gaat normaliter nog vele jaren
mee, maar dat kunnen we beslist niet van alle spelers, die in
het eerste elftal uitkomen, zeggen.
Misschien staan we eerder voor een voldongen feit dan We
denken. Regeren is nog steeds vooruit zien. Dat er dus aan het
..reserves-probleem" met man en macht gewerkt moet worden
staat als een paal boven water. Het is dringend:
BROWN.
worden. Een proefwedstrijd hoefde ik niet
te spelen. Mijn vader zat in het bestuur en
had het allemaal geregeld.'
Olifant
'Voetballen heb ik geleerd van Jack
Reynolds. Hij trainde ook de jeugd. Die
man vergeet je nooit meer. Je stond in een
kringetje en hij gooide vervolgens de bal op
die je dan onder je voet moest stoppen. Ik
trainde graag. In het algemeen vind ik Jack
Reynolds de beste trainer die Ajax ooit
gehad heeft, inclusief Rinus Michels en
Louis van Gaal. Reynolds was ook
psychologisch sterk, begreep het goed. Hij
had voetbalinzicht en kon goed met
mensen omgaan. Het was iemand van wie
je kon houden. Een bijzonder innemend
iemand, alleen al door het gebroken
Nederlands dat hij sprak. Als je je voet te
hoog optilde om een bal te stoppen, riep
hij: "Boterletter, er hoeft geen olifant
onder."
'Ik heb ook nog gehonkbald bij Ajax. Mijn
vader speelde er 's zomers cricket. Hij heeft
24 jaar in het bestuur gezeten. En in elke
commissie die Ajax heeft gekend, heeft hij
wel gezeten. Het was vaak erg gezellig. Na
afloop van vergaderingen toog men
steevast naar Arie Mulder op de hoek van
de Weteringschans. Als Elzenga had
geroepen "laatste borrel, ik sluit het feest",
kwam mijn vader even later weer met de
openingsborrel.
'Ik heb het nooit als een druk ervaren dat
mijn vader in het bestuur zat. We
gedroegen ons vanzelf wel keurig. Ajax was
een goed geleide, nette club. Ik leerde veel
van mijn vader. Vanaf mijn twaalfde moest
ik al mee naar de jaarlijkse algemene
ledenvergadering. Als je kampioen was
geworden, kreeg je een cadeautje. Dat was
een manier om de jeugd naar de algemene
ledenvergadering te krijgen.'
IJdelheid
'Bestuurder zijn was voor mijn vader een
combinatie van hobby en ijdelheid, zoals
dat meestal bij bestuurders gaat, inclusief
mijzelf jaren later.
'Ik heb fijn gevoetbald bij Ajax, heb er
leuke mensen leren kennen, maar een
vriendenclub vond ik Ajax niet. Je kwam
alleen en ging alleen. Ik had één of twee
vrienden. Misschien was die groep rond
Van Mourik wel bevriend. Dat merk je nu
nog, want in de Arena zitten Guus van
Ham, Wim Anderiesen, Henk Elzer en Ger
van Mourik nog bij elkaar.'
Na als voetballer te zijn gestopt, was De
Wit nog niet helemaal weg bij Ajax, want
hij ging er de bestuurlijke kant op. Op
26 juli 1963 trad De Wit toe tot de zojuist
ingevoerde ledenraad. Later werd hij lid
van de financiële commissie. 'Ik vond het
leuk om in de voetsporen van mijn vader
te treden en bij de Ajax-familie te blijven.
Ik vond dat ik bestuurlijke kwaliteiten had.
En natuurlijk, een portie ijdelheid kwam er
ook bij kijken, anders werkt het niet.'
De Wit was een groot voorstander van de
ledenraad. 'Ik vond dat de ledenraad meer
macht moest hebben dan het bestuur. Naar
mijn mening had het driemanschap Jaap
van Praag (voorzitter), Henk Timman
(penningmeester) en Jan Westrik
(secretaris) te veel invloed. Het bestuur
moest uitvoeren wat de ledenraad wilde,
maar dat gebeurde te weinig. Ze waren
naar mijn mening te eigenwijs, ze zagen de
sportieve successen vooral als hun succes.
Daar kwam niemand bij. Ik heb daar vaak
stelling tegen genomen.'
Te kritisch
In 1973 werd De Wit op voorspraak van de
ledenraad gekozen tot commissaris
algemene zaken en vice-voorzitter. Het was
de bedoeling dat De Wit Van Praag te
zijner tijd zou opvolgen. 'In de
wandelgangen heerste de hoop dat ik de
macht van het drietal zou breken. Van
Praag, Westrik en Timman brachten dit
item aan de orde in de ledenraad, die mij
echter ineens liet vallen. Dan is het voorbij.
Ik werd tot aftreden gedwongen, mocht
niet meer praten. Dat heeft me veel
verdriet gedaan, want ik was een echte
Ajacied. In mijn onschuld heb ik in 1974,
een maand na mijn aftreden, aan Barend
en Van Dorp een interview gegeven,
waarna Ajax me royeerde als lid. Ik was te
kritisch, wilde te snel.'
In 2000 vroeg Michael van Praag aan De
Wit of hij weer lid wilde worden. 'Men
vond de club na de verhuizing naar de
AJAX MAGAZINE JANUARI 2002