'Ik haatte het om
slidings te maken'
eendagsvliegen
Voor Arie de Wit (66) was spelen bij Ajax logisch, want hij kwam uit een Ajax-
familie. Hij vond voetballen leuk, maar erg ambitieus was de linksback niet. Een
maatschappelijke loopbaan vond De Wit belangrijker, zoals wel meer spelers in
de jaren vijftig. De Wit had de pech dat zijn enige wedstrijd in Ajax 1 een
bekerwedstrijd was, iets wat weinig Ajacieden kon inspireren. Na zijn sportieve
loopbaan was De Wit, net als zijn vader, bij Ajax actief in bestuurlijke functies.
We vallen maar meteen met de deur in
huis: ik laat De Wit het verslag van
Vplendam - Ajax, de 'beschamende
nederlaag' (4-2), uit het clubblad van
oktober 1956 lezen. De Wit, vervanger
voor Ger van Mourik (scooterongeluk),
kwam er niet best vanaf: 'Arie heeft zijn
best gedaan, mislukte, omdat hij zonder
vertrouwen in eigen kracht rondliep én
omdat hij zich aan niemand kon
optrekken'. De Wit beaamt dat hij een
slechte wedstrijd speelde. 'In de rust stond
Volendam al met 2-0 voor. In de
kleedkamer sloeg Klaas Bakker zijn handen
in elkaar en zei: "We staan met 2-0 achter.
Als we dat zo weten te houden, verliezen
we met 2-0." Dat was dan mijn
debuutwedstrijd. Mijn medespelers
door AAarcelle van Hoof
hadden geen enkele interesse in een
bekerwedstrijd. Dat leefde in die tijd
helemaal niet. Bekerwedstrijden waren niet
interessant. Als je in zo'n mentaliteit moet
debuteren, is het al bijna tot mislukken
gedoemd. Ik kreeg van niemand steun. Ik
denk dat ze nu nog niet eens weten dat ik
heb meegedaan! Dat ze, als ze dit artikel
lezen, denken: verrek, heeft-ie in Ajax 1
gespeeld?
'Van Mourik was een vaste kracht, dus er
zat sowieso voor mij weinig muziek in. Ik
speelde vijf jaar linksback in het tweede,
daarna zakte ik af naar het derde, het
vierde. Het niveau lag vrij hoog, want je
mocht niet zomaar bij Ajax voetballen.
Ikzelf was ook een technische voetballer. Ik
haatte het om slidings te maken. Slidings
vond ik niet horen in het voetbal. De
realiteit was anders. Cor Geelhuizen was
een meester in de sliding. Dat spel lag mij
niet. Ik vond het leuk om met een schoon
broekje van het veld te stappen. Maar ik
was ook niet iemand die een pass over
zestig meter gaf. Voor mij moest het spel
functioneel zijn. Ik kreeg de bal van de
keeper, waarna ik hem doorgaf aan een
ander, liep vervolgens zelf door en kreeg de
bal terug. Dat vond ik het leukste van
voetbal. Creëren kon ik niet vanaf de
linksbackplaats. Ik heb nog nooit een
doelpunt gemaakt in mijn loopbaan.
'In de tijd dat ik in het tweede speelde,
vanaf mijn twintigste, woonden we in
Amsterdam Noord, maar ik ging drie keer
per week op de fiets naar de Meer om te
trainen. Ik verzuimde zelden. Maar
prestatief vond ik de sfeer in het tweede
Het Ajax 2 dat in 1955 kampioen van de reserve
Westelijke 1e klasse werd, met staand vierde van
rechts Arie de Wit. Derde van links Bob Haarms.
Voorts kende het elftal naast De Wit nog een
drietal eendagsvliegen: Rob Dukker (staand, vierde
van links), Jan Quakernaat (staand, derde van
rechts) en Rob Bartelsmans (gehurkt, derde van
links).
148
AJAX MAGAZINE JANUARI 2002