ijjpferp smijt het zonlicht met schaduwen. De jasjes gaan uit, de mouwen worden opgestroopt. Jaloerse blikken naar de Reynoldstribu^^fcr het voetbalvolk zomers opeengfflBslÉfl als op een terras zit te ^ni|teDjp|djl de voorstelling nog lang niet is begonnen! Maar wat kan er vandaag misgaan? Dit zijn de fijnste Ajax-dagen. Bij deze lichtval die Amsterdam in vuur en vlam zet, zelfs de daklijsten in de Eerste Jan Steenstraat majestueus laat flonkeren, zal het Ajax-rood-en-wit magistraal en onoverwinnelijk over het veld gaan. Zie de volle groene kruinen fier als pas gevette kuiven boven het tribunedak punten. Merk op hoe strakgespannen het wit van de lijnen over het veld trekt en het voetbalveld tot een magische vierhoek tovert. Ha, ha, hier gaat het zo meteen gebeuren. Wie is de tegenstander eigenlijk? Amsterdamse bluf, naar arrogantie neigend zelfbewustzijn. Het doet er weinig toe, het gaat om ons, om Ajax. Laat maar zien wat je kan, septemberzon, laat maar zien dat je het vakantielicht van augustus naar de kroon kunt steken. Och, kijk, een nieuw spelertje. Begoochelen de felle zonnestralen ons dan zozeer dat wij denken dat dit ranke, iele, donkere jongetje niet ouder dan vijftien kan zijn? Maar ouder zal hij toch niet zijn. Een naam, luister naar de luidspreker die zijn naam noemt: Bryan Roy. Een zomerkoninkje, een vers talent. Vijftien, zestien, zeventien? Wat doet het er toe! Laat maar zien wat je kunt. Zijn meester Johan heet vandaag weer Merlijn en als die het wil, ziet alles er anders uit. Als ze 'm maar niet doormidden schoppen. Zie die pootjes, pijpjes zijn het, donkere pijpjes die door het spetterende wit nog smaller lijken dan ze misschien zijn. Toe maar jongen, onze koestering heb je, draag die als een schild, een onzichtbaar VER6EELPIN3 door David Endt foto Bart Sorgedrager schild tegen wreedheden van grofgebeende, breedgespierde mannen. Wij knijpen onze ogen want priemend is het licht. Zien we het wel goed? Is het werkelijkheid of pakt surrealisme ons in de kladden en gooit het ons waarnemingsvermogen in de war? Ook het nieuwe spelertje wordt gegrepen door onwerkelijke werkelijkheid. O, hoe dartel is het moment waarop de intuïtie afscheid neemt van het denken en solistisch doorgaat. Het heeft hem te pakken, kijk maar, kijk maar! De dingen kloppen niet meer. Hij vlindert weg over de linkerkant van het veld dat helt en kantelt, zich weer herstelt, draait en golft. Zijn radar wijst hem een veilige weg, terwijl de anders gekleurden naar houvast en zekerheid zoeken. Denken doet niet meer mee, overwegen is mijlenver weg. Wetenschap verliest van ongeleide inspiratie. Zo blankblauw de lucht, zo wolkenloos de horizon, zo ongrijpbaar vlug de schaduwen. Het is een wervelwindje van bengaals vuur op een zomerdag. Onzichtbaar aanwezig. Je ziet het en je ziet het niet. Vluchtig gekleurd. Het gras veert neer en tilt verder. Daar buigt en kromt en recht het lijf. Het lichaam luistert slechts naar de verende voeten die de grond niet lijken te raken. Ach, moet er een eind komen aan deze secondenketting? Ja, het jonge, magische moment voelt dat er genoeg getoverd is. Luister niet naar de veelvratige wens om nog meer, weet dat je het lot niet mag tarten, niet nog méér mag tarten. Zwaai je linkerbeen en raak, raak. Je raakt het witte speeltuig en het is raak. Raak! Een droom ontvouwt zich op deze tomeloze zomerdag waarop de schaduwen zich scherpen tot een ongrijpbare werkelijkheid. De zwaai van het smalle linkerbeen bezit de macht van natuurlijk ritme dat omgezet wordt in technische kracht. Het is je juichkreet die, vol verwondering, het bovenhoekse net omhoog zwiept. En vanuit die bovenhoek trekt een golf van dieper gejuich naar links en rechts over de tribunes. De hemdsmouwen, de opgestroopte hemdsmouwen tillen zichzelf omhoog en als gedreven door een forse windvlaag bolt het juichen het stadion rond. De Stadszijders, de schaduwzitters, de lichtovergoten Reynolders, de Diemenzijders worden één lichaam. Majestueuze dag. Is dit een daklijst in de Eerste Jan Steenstraat of die van de Meer? De groene kruinen neigen trots en voldaan en genieten boven het tribunedak na. Tot voorbij de klok van kwart over vier blijven zij in de ban van de toverspreuk die een nieuwe jongen in een cycloontje onzichtbaar ontvlammend bengaals vuur veranderde. Daar staat die jongen nu. Met beide benen vast in de grond rond de middenstip. Een microfoonman vraagt hem naar het hoe, het waarom, waardoor, waar vandaan. In zijn gevette kuif weerspiegelt het zomerlicht. Kloppen de schaduwen wel? Is deze werkelijkheid wel waar? Het zomerkoninkje tracht zijn gedachten te ordenen en de zinsbegoocheling te beteugelen. 'Kweenie, daarerges'. De jongen wijst naar waar het bengaals vuur moet zijn ontstoken. Naar de ruimte waar zijn vlindertocht begon. Hij knijpt zijn ogen en schat waar hij de witte speelkameraad met een machtige aai raakte. Vaag herinnert hij zich de roes. Hij duidt en weet niet zeker. Nog steeds zindert surrealisme in de lucht. Alles is anders, niets zal meer hetzelfde zijn. Schaduwen hakken brokken in zijn shirt terwijl hij mét het verleden de toekomst wil grijpen. Het toveren stuipt na. De fotograaf staat achter zichzelf en drukt af. AJAX MAGAZINE JANUARI 2002 139

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 2002 | | pagina 139