KATERN
'Het is een wereld geworden van list en bedrog,' zegt Kees
Zwamborn. 'Ik vind dat wij eerlijk zijn.' Maar er loopt een
verzameling mannen op de Toekomst rond die zich
'zaakwaarnemer' noemen en waar de honden geen brood van
lusten. Een redelijk spelertje dat van Ajax niet onmiddellijk een
contract krijgt, loopt een goeie kans om in handen te vallen van
zo'n slimmerik. Die brengt zijn ouders het hoofd op hol zodat ze
hun zoontje, bij wijze van spreken nog voor hij een corner in één
keer voor doel krijgt, al tegen een aardig bedrag naar Ipswich
Town, naar Celtic of naar erger over laten schrijven.
Een paar Ajax-talentjes trainen inmiddels goedbetaald mee bij
Anderlecht of Inventus.
Ajax moet wel meedoen, met als gevolg dat er nu zeven jongens op
de Toekomst rondlopen die een contract hebben ter waarde van
een ministerssalaris.
'Wat vindt u daarvan?,' vraag ik aan Gerard Holsheimer.
'Dat vraagt mijn vrouw mij ook weieens.'
'En wat zegt u dan?'
'Dat ik het absurd vind.'
'De Nederlandse voetbalcompetitie is voor de Nederlandse
topvoetbalier totaal niet meer interessant.
Leo Beenhakker, technisch directeur
Terug op kantoor. Moet de gevallen wereldkampioen zich weer in
de oude clubwarmte gaan koesteren? En kan hij alleen dan weer
fier aan de top komen?
'Ik kan,' zegt financieel directeur jeroen Slop, 'de nostalgie van de
verenigingsmensen best begrijpen. Maar het staat loodrecht op de
realiteit. In een klein stadionnetje kon je nog cluppie zijn. Hier niet
meer.'
'Ik denk,' zegt zijn voorganger Bob-jan Hillen, 'dat de weg terug
naar het warme familiegevoel de zaak alleen maar erger maakt. De
Ajax-familie is geen ondernemende familie. De Ajax-familie is een
zeer conservatieve familie.'
Dat is de ene kant.
De andere kant ziet weinig heil in een tak van sport die louter om
de centen draait.
'Ik houd er niet van,' zegt Bobby Haarms. 'Het is allemaal
broodvoetbal geworden.'
Misschien raakt voetbal wel helemaal uit de mode
Ronald Poen, hoofd financiële administratie
Ik lever mijn klikkertje in en loop voor het laatst de trap af naar
beneden. Zes weken lang heb ik op één hoog bij het droge Ajax de
ogen opengehouden en het oor te luisteren gelegd.
Veel collegiale interactie tussen het droge Ajax en het natte Ajax
heb ik niet gezien, of het moest de warme kus op beide wangen
zijn waarmee Shota Arveladze na de gewonnen wedstrijd tegen
Liverpool Christel Veld van commerciële zaken verraste. Shota had
gescoord. Hij scoort alleen als hij voor de wedstrijd Christel ook
heeft mogen zoenen.
Principessabedankt.'
Kille kantoorklerken heb ik in de lange gang niet aangetroffen. Wel
waren er ogenblikken dat ik dacht: hoe bestaat het? Dan zaten de
vermeende koude types die om één uur 's nachts in hun auto naar
huis gestapt waren de volgende ochtend om half negen vrolijk
achter hun bureau te mailen of te bellen.
'Slaap jij weieens?' vroeg ik Priscilla Janssens, die zeven talen
spreekt en het hele vreemdelingenlegioen van Ajax van
woonvergunningen en ziekenhuisafspraken voorziet.
'Het komt voor.'
Ik heb wel veel droge Ajacieden ontmoet die zielsveel om hun club
geven en die daar tegelijk over in verwarring zijn. Is voetbal nog
wel het leuke spel waar ze, als jongen of als meisje, aan de hand van
hun vader naar toegingen? Kan je onbelemmerd om een tak van
sport blijven geven als de regenpijpen en de bakstenen om de week
door de lucht vliegen? Heeft het geld zodanig bezit genomen van
het voetbal dat de finale voortaan gaat tussen de club met de
hoogste begroting versus die met de op één na hoogste? En is het
warme Ajax-gevoel nog wel te vinden in een kleedkamer vol
vreemdelingen die van hogerop dromen?
O ja, ze houden daarboven van Ajax.
Maar het is zoals Erol Erdogan het uitdrukte. Soms moet je wel een
oogje dichtdoen.
'A/s echte Ajacied kan ik het niet hebben dat er iets negatiefs over
mijn club gezegd wordt, hoeveel waars er ook in zit.
Ton Pronk, hoofd scouting
Tot slot ga ik thuis langs bij David Endt, die als Mister Ajax de
Tweede door het leven gaat - de Eerste is Bobby Haarms of Sjaak
Swart, daar wil ik van afwezen. David is zo ongeveer alles bij Ajax
geweest. Speler, perschef, historieschrijver. Nu is hij teammanager
van het eerste. Hij is van zijn ziekbed opgestaan en tot lopend
patiënt bevorderd.
Ik geloof niet dat er iemand op deze wereld is die romantischer
over voetballen kan schrijven dan hij. In al zijn boeken en in zijn
Parool-columns is hij het jongetje gebleven dat in Amsterdam
West op straat voetbalt en dat droomt van een vol stadion dat zijn
naam roept na een weergaloze actie.
David zegt dat hij zijn jongensdromen niet meer in het Ajax van
nu kwijt kan. 'Ik kan de verhalen die ik schrijf niet meer zo
romantisch laten zijn als ik het wil. Ik kan niet meer schrijven over
de Ajax-ziel. Ik heb een hang naar de Ajax-ziel. Ik zoek ernaar.
Maar ik kan hem niet vinden.'
116
AJAX MAGAZINE JANUARI 2002