KATERN
Op een dag zie ik een keurige mijnheer met een Feyenoord-petje op.
Op hetzelfde moment suist er iets door me heen, iets vreselijks, een
SS-gevoel gewoon. Ik schrok me rot. Ik dacht, dat ben ik nou, een
Ajax-fan, iemand die iets engs voelt voor Feyenoord.
Michiel Meriting, veiligheidszaken
f
Op kantoor merkte je er niks van. In directie- en management-
vergaderingen die ik bijwoonde, werd er niet over gesproken. Het
bedrijf Ajax NV hield zich er niet mee bezig. En toch was ieders
grote vraag in die weken: mag Co blijven of moet Co weg?
Over die vraag werd achter de schermen, in het old boys-circuit van
oude clubtijgers, wel van dag tot dag gesproken. Ik geloof niet dat
het circuit de trainer erg na aan het hart heeft liggen. Bij de beste
acht van Europa horen, dat hoeft misschien niet meer, maar vijfde
in Nederland willen worden, dat is weer het andere uiterste. Het
stoort ze dat de trainer van de eertijds zo fris brutale Ajacied een
gedisciplineerde frontsoldaat wil maken. In het spelerhome klinkt
niet de gulle lach van weleer maar kijkt eenieder schichtig om zich
heen of hij niets fout doet. Er zijn geletterden bij Ajax die de
trainer, vrij naar Graham Greene, omschrijven als de topman van
het ministry of fear. Ook wordt hem verweten dat hij het liefst
zonder verdediging speelt en dat hij zijn jongens bij voorkeur zo
snel mogelijk langs de zijlijn naar voren ziet rennen. Dat wordt
'naïef gevonden. Het mag de aanpak zijn waarin Ajax de eigen
jeugdspelers van hun zevende tot hun zeventiende doorkneedt - als
het eerste elftal vol zit met vreemdelingen die anders gewend zijn is
het geen wonder dat Celtic om de haverklap vrij baan krijgt en
alleen voor de keeper verschijnt.
In zijn Gooise achtertuin vertelt Klaas Nuninga, oud-Ajax-
international en nu voor de technische zaken lid van de Raad van
Commissarissen, dat hij de avond tevoren van vijf tot na negenen
met Co en zijn technische staf heeft zitten praten. Mogelijk hoor je
dat niet te doen, als commissaris. Mogelijk dat de beurs de
wenkbrauwen fronst. Mogelijk moet hij meer op afstand blijven.
Maar het gaat hier wel om Ajax! 'Ik wil wel uitleg vragen. Ik wil wel
communiceren. De spelersgroep staat toch al erg los van de
vereniging.'
Ik vraag waar het gesprek over ging.
'Je respecteert natuurlijk dat een trainer autonoom is op zijn
vakgebied. Maar hij moet wel ontvankelijk zijn. Je kan wel blijven
praten over dat befaamde Ajax-systeem met doorschuiven en
buitenspelers, maar je hoeft het toch niet heilig te verklaren? Soms
moet je realistisch zijn en je aanpassen. En ik heb gezegd, trainer,
laat dezelfde acteurs eens staan, laat ze hun werk doen. Je moet er
ook voor zorgen dat zo'n groep ontspannen is.'
Ik weet niet of de old boys erg rouwig geweest waren als Ajax nog
een keer van Celtic en daarna ook van Feyenoord had verloren.
Maar zie, het wonder geschiedt. De trainer zet vijf jongens op de
achterlijn. En hij wint met glans van Celtic en van Feyenoord.
Bij een provincieclub als Willem II was het anders. Daar bleef je samen
hangen na de training. Bij Ajax eten we na de training en dan is het
soms over en sluiten. Bij zo'n grote club zijn de meeste spelers meer voor
zichzelf. De trainer brengt regels in de groep, spelers moeten wennen
aan de discipline. Ik ken Co al langer, maar pas als ik echt gewend ben,
kan ik zeggen of het kinderachtig is of acceptabel. Ik denk dat het wel
moet, spelers die kinderen hebben weten waarom. Profvoetballers
hebben vaak strenge regels nodig, je bent toch met een grote groep die
één doel nastreeft. Er is nu nog weinig binding onderling.
Tomas Galasek, aanvoerder eerste elftal
En het eigenzinnige Ajax, het Ajax dat het als kleine Hollandse
David opnam tegen de Goliaths uit Zuid-Europa?
Dat was het Ajax van de jeugdopleiding waar de hele wereld vol
bewondering naar kwam kijken. In die dagen trainde het jongste
jeugdspelertje in de schaduw van de Grote Voorbeelden op het
hoofdveld. Als Jari Litmanen weer eens op de hometrainer van een
schop tegen zijn knie moest bijkomen, trapte naast hem een E'tje
met een enkelbandblessure op de pedalen.
Dezer dagen ligt het jeugdcomplex de Toekomst vier minuten
fietsen van de Arena, een afstand die in het algemeen als schier
onoverbrugbaar gezien wordt, ook in geestelijke zin.
Ik fiets erheen en voer met Danny Blind, de trainer van de hoogste
A-jeugd, het kortste gesprek ooit. 'Je hebt het kantoor,' zegt hij. 'En
je hebt het voetbal. Die twee moeten zo ver mogelijk van elkaar
gescheiden blijven. Zo, en dan ga ik nu weer aan mijn werk.'
De andere Toekomstigen zeggen dat de concurrentie het mooie van
hun werk inderdaad gulzig is komen afkijken en dat ze lang die
voorsprong niet meer hebben die Ajax tot voor kort
onoverwinnelijk maakte.
Ton Pronk, hoofd scouting: 'Vijfjaar geleden zat ik alleen op een
tribune in Zweden om me heen te kijken. Nu zitten er geregeld
meer scouts dan toeschouwers bij zo'n wedstrijd.'
Gerard Holsheimer, directeur: 'Feyenoord, PSV en Vitesse zijn nu
best wel gelijkwaardig. De tijd heeft ons ingehaald. We moeten eens
diep gaan nadenken.'
Kees Zwamborn, hoofd jeugdopleiding: 'De doorstroming stokt.'
Gedrieën schetsen ze een wereld die in weinig jaren zo door en
door doortrokken geraakt is van commercie, dat ze hun oude
vertrouwde Ajax-leerschool er amper in herkennen. Weg zijn de
dagen waarin een jeugdspelertje tien jaar bij de club rondliep
voordat hij, bij gebleken groot talent, kalm, kalm, aan het eerste
elftal mocht wennen. Het grote geld eist succes. Niet overmorgen.
Niet morgen. Vandaag. Alles staat of valt met het halen van de
Champions League. Niet over twee jaar. Niet volgend jaar. Dit jaar.
Een talent krijgt amper nog speelminuten. Hij moet er staan,
meteen. En anders? Neem een jongen als Hersi. Met wat rust zou
die bij Ajax de sterren van de hemel zijn gaan spelen. Nu loopt hij
in Breda bij NAC te jongleren. Of neem een jongen als Bobson.
Drie ballen verkeerd bij Ajax in het eerste en hij kan naar Haarlem.
AJAX MAGAZINE JANUARI 2002
115