KATERN
een pak slaag rekent en Ajax erbovenop is.
Jacob Bergsma verbijt zijn woede. Daar gaan zijn positieve
bedoelingen.
Met grote stappen loopt hij terug naar zijn kantoor, binnensmonds
mompelend omtrent godgeklaagd amateurisme.
Op zijn kamer zegt hij dat hij gek wordt van de hogere Ajax-
politiek. Het gehannes met Arveladze zal de rust in de groep vast
erg ten goede komen.
Perschef Erik van Leeuwen beent de kamer in. Wat een kolere -
wedstrijd.
'Nou nog even van Celtic en Feyenoord verliezen,' zegt hij. 'En dan
schrijft iedereen Co eruit.'
'jh
Ik zal niet snel schrijven: dit team heeft slecht gespeeld. Als ze slecht
gespeeld hebben, schrijf ik eerder: dit jonge team heeft potentie/
Saar van Bueren, redacteur Ajax Magazine
'Athenoje,' zegt Thijs Lindeman, 'ik zit het langst van al dat
geteisem hier. Maar dat zeg ik je, we hebben een gigantisch rijk
leven gehad op dat sportgebied.' Hij heeft alle herinneringen in zijn
buurt want hij is manager van het Ajax Museum, links onder in de
Arena.
'Dat je die overstap ging maken van de Meer naar de Arena, daar
was ik helemaal niet klaar voor. Mijn hele handel is ingepakt door
Piet Saan. Zit ik in dit stadion, helemaal alleen. Je snijdt in één keer
je jongenskamertje door, ja toch, je roots wil je niet loslaten.'
Eerlijk, hij kan nog ontieglijk naar de Meer terug verlangen. Die
sluiting! Dat momentum! 'Johan Cruijff moest de sluiting doen,
maar je kent Johan, die geeft op de telefoon geen antwoord. Dus
dan zit je daar, komt hij, komt hij niet, en dan komt hij
binnenlopen, zit je daar met zijn tweeën op het einde te wachten.
Jopie met zijn regenjas aan, en dan dat aanzwellende geloei van de
tribunes. Man, dan gaat er zo'n golf van emotie door je heen, dat is
alsof je bij je ballen gepakt wordt.'
Hier in de Arena, ja, dat honderdjarenfeest van Ajax, dat was een
momentum. 'Marco komt, je weet Marco is helemaal naar gort
geschopt. Die is in een rouwproces gevallen, die voetbalt nooit
meer. Van Marco kreeg ik niks voor mijn museum, al zijn
spulletjes bewaart zijn vader in zijn jeugdkamertje. Dus Marco
komt op dat honderdjarenfeest en ik zeg, Marco, zeg ik, de
supporters missen jouw spullen. Ja, zegt hij, ik weet het, maar mijn
vader... afijn, ik schrijf mijn telefoonnummer op een stukkie papier
en dat douw ik in zijn voorzakkie. Marco staat aan de rand van het
veld, het stadion trilt, Marco zegt, nee, ik wil het veld niet op. Hij
stapt er toch op. En hij wil er niet meer af. Dat momentum, het
leek of de tranen uit het stadion rolden. We blijven napraten,
gezellig, het wordt die nacht vier uur. Om half negen die ochtend,
ring, telefoon. Hallo Thijs, met Marco. Ik heb het erover gehad met
mijn vader. Wat zou je willen hebben? Is dat een momentum? Of is
dat geen momentum? Ligt die jongen van vier tot acht wakker,
want die emotie, dat kan je niet verwerken al ben je God zelf.'
We gaan samen naar beneden waar we in het museum de vitrine
van Jopie bekijken en de vitrine van Marco - 'zie je die schoenen
van Marco, die zijn zo versleten, als je daarnaar kijkt zie je de grond
al.' We bekijken de Europa Cups en alle wonderdoelpunten die de
hele dag door op video gescoord worden - 'snap je nou waarom ik
terugverlang naar dat beschermde verenigingsmilieu van toen en
dat ik niet gelukkig ben met die professionele sfeer hier? Mijn
omslag heeft tijd nodig. Ik moet mijn draai nog vinden.'
Hij kan er met zijn hoofd niet bij, zegt hij, terug op zijn
kantoorkamer. 'Dat Ajax-logo! Dat zit nou midden op het shirtje.
Middenop! Terwijl het hier hoort, pang, links, op het hart. Maar
daar staat nou ABN-AMRO. Ik zeg, van dat plekkie blijf je af! Dat
plekkie is niet te koop. Dat plekkie is Ajax. Zeggen die gozers hier:
Thijs, waar maak je je druk om?'
De deur zwaait open, Leo Beenhakker stapt de kamer binnen.
'Thijs,' zegt hij, 'ik zit met het spelershome. Het is zo'n dooie boel
daar. Daar moeten we iets aan doen, Thijs.'
'Het Ajax-logo stelt de Griekse held voor. Maar als ik kinderen
ernaar vraag zeggen ze: oh, dat is een oude grijze man met een
kaboutermuts op zijn kop.
Annamaria Hendriks, Ajax Kids Club
Brede lach op kantoor. Tot ieders verbazing heeft Ajax de
uitwedstrijd tegen Celtic gewonnen. De middag na de wedstrijd zit
ik met keeper Fred Grim na te genieten op een terrasje langs de
Amstel.
We komen terzake. Hoe kijken zij van het natte Ajax tegen het
kantoor op één hoog aan?
Fred Grim zegt dat het wel een beetje vervreemdt allemaal. 'Vroeger
in de Meer liep je bij elkaar in en uit, het was één grote familie. Nu
komt het voor dat je boven iemand naar zijn naam moet vragen.'
Hij weet het, één hoog heeft de naam van Ajax een koude
bedoening gemaakt te hebben.
'Maar het ligt ook aan ons,' zegt hij. 'Voetbal wordt veel meer als
werk gezien. Vroeger had je veel meer spelers met clubliefde. We
zijn allemaal ons eigen BV'tje geworden en we zijn bezig daar
zoveel mogelijk winst uit te halen. Een hoop spelers hebben het al
over een buitenlandse club, terwijl ze bij Ajax nog aan het begin
staan. De meeste jongens zien Ajax niet als het hoogste ideaal maar
als een tussenstation.'
Het is de weg die het voetbal mondiaal is ingeslagen.
Hij kan het zijn medespelers niet kwalijk nemen, zegt Fred Grim.
Het bedrijf Ajax kijkt toch ook tegen spelers aan als betrof het
koopwaar? 'Als je je contract niet bijtekent, kan je gelijk naar een
andere club. Geen wonder dat de speler op zijn beurt minder
waarde hecht aan het clubbelang.'
De kille zakelijkheid, zegt hij, is wederzijds.
Misschien is achteraf het ware Ajax-gevoel boven nog wel groter
dan beneden.
AJAX MAGAZINE JANUARI 2002
111