KATERN
verdediging te assisteren. Maar daar was hij
dan ook aanvoerder voor (vicieuze cirkel).
Ook Volkers paste in de reeds lang
vervlogen traditie van aanvoerders die het
tot voorzitter van Ajax schopten.
Paedagoog
Wim Anderiesen had het qua karakter ook
in zich om ooit de voorzittershamer te
hanteren, maar hij was zo teleurgesteld dat
Ajax bij zijn afscheid in 1940 geen
erewedstrijd wilde organiseren, dat hij
nooit meer een stap in de Meer heeft gezet,
hoewel hij wel nog tot erelid is benoemd.
En de tijd kon helaas geen wonden helen,
want in 1944 overleed Anderiesen
onverwacht aan een verwaarloosde
longontsteking. Vlak voor zijn dood
verscheen het boek Voetbalherinneringen
waarin Anderiesen onder meer terugblikte
op zijn aanvoerderschap: 'Ik heb dat altijd
als een taak op zichzelf beschouwd. Een
mooie taak, waarbij je je medespelers in
alle opzichten een voorbeeld moet geven.
Er worden veel aanvoerders benoemd,
maar niet iedereen is aanvoerder. Je moet,
zoo goed als de scheidsrechter en de
oefenmeester, paedagoog zijn, paedagoog
in de kleedkamer en in het veld. In het
clublokaal moet je jonge spelers, die
misschien nog nooit in de eerste klas
hebben gespeeld, op hun gemak stellen.
Met een enkel woord bereik je soms
wonderen. Zoo ook in het veld, als een van
de jongens bijvoorbeeld kwaad wordt door
een verkeerde beslissing. Je moet ze leeren
inzien, dat een scheidsrechter natuurlijk
fouten maakt, maar dat het niet aangaat
hem daarop te wijzen. Stel je voor, dat de
spelers dadelijk al hun fouten onder den
neus kregen geduwd. Het zou hen
volkomen uit hun concentratie halen. Je
komt om pleizierig te voetballen en niet
om den scheidsrechter of je medespelers te
kapittelen.' (Van Kol, Wouters en Lerby
voelen zich wederom niet aangesproken).
Als we doorlezen in Voetbalherinneringen,
zien we Anderiesen zichzelf onbedoeld als
dé ideale aanvoerder oude stijl
omschrijven: 'Ook met mijn manier van
spelen heb ik altijd geprobeerd, het goede
voorbeeld te geven. Ik speelde niet hard. Er
is mij weieens gezegd als er bij de
tegenpartij een wat ruwe klant rondliep
"geef dien vent toch een slinger!". Maar ik
van het elftal schopte. Maar een aanvaller
heeft minder overzicht over het hele veld,
en dat is niet handig, vindt ook de
encyclopedie van de voetbalsport: 'Een
aanvoerder moet kunnen beoordelen waar
de kracht en de zwakte van de tegenpartij
zit.' De energie van Volkers was echter
groot. De rechtsbinnen was overal te
vinden en voor een aanvaller voelde hij
zich toch niet te groot om tot in zijn
Wim Anderiesen schreef in zijn
'Voetbalherinneringen': 'Er worden veel
aanvoerders benoemd, maar niet iedereen is
aanvoerder.' Hijzelf was de ideale aanvoerder
oude stijl.
hield er niet van. Je concentreert je
gedachten dan meer op den slinger dan op
het spel. Als je van het spel houdt, moet je
alles vermijden wat er afbreuk aan kan
doen. Daartoe behoort zeker de ruwheid.
Blijf altijd fair in je optreden en tracht zóó
tot hoogere prestaties te komen. Corrigeer
jezelf dadelijk, als je eens een neiging voelt
opkomen om iets te doen, dat niet in den
haak is.' (Wie deze laatste zin leest zal het
niet verbazen dat Anderiesen een periode
politieagent is geweest. En Wouters en
Lerby kijken een andere kant op.)
In een ander opzicht hebben de
opvattingen van Anderiesen wel de tand
des tijds doorstaan. Als hij het heeft over
de spelopvatting van Ajax, dan klinken zijn
woorden uit 1944 nog immer actueel: 'De
afwisseling van kort en open spel is bij den
aanval een kostbaar wapen.' Of: 'De spil is
de man, die op de eigen speelhelft
meehelpt aan het oplossen van bepaalde
situaties, maar die ook aanvallend zijn taak
heeft.' Louter verdedigend denken
weigerde Anderiesen: 'Ik zou een doode
figuur zijn geworden.'
Gulle lach
Anderiesen hoort in het klassieke rijtje
Ajax-aanvoerders. Gerrit Keizer zeer zeker
niet, al had Keizer wel de primeur de eerste
aanvoerder-keeper te zijn. Na ruim dertig
jaar werd eindelijk bereikt wat de arme Fok
Kramer al in 1900 had proberen te
bewerkstelligen.
Gelijkmatigheid, een aanvoerder
eigenschap die bij Anderiesen hoog in het
vaandel had gestaan, was niet besteed aan
Keizer: de doelman wisselde briljante
momenten af met bijzonder sullige. Nee,
het waren vooral Keizers lef en routine die
hem tot geschikte aanvoerder maakten.
Saai was hij niet: hij speelde een tijdje op
zaterdag bij Arsenal in zijn woonplaats
Londen om een dag later bij Ajax onder de
lat te staan. Na de oorlog wist hij bij
Arsenal zelfs nog shirts los te weken ten
behoeve van het armlastige Ajax; een daad
een (voormalige) aanvoerder meer dan
waardig.
Joop Stoffelen weekte vooral de gulle lach
los bij zijn mede-Ajacieden. Stoffelen was
vanaf 1947 aanvoerder. Op het veld was hij
serieus en plichtsgetrouw, daarbuiten een
man vol jolijt, die in deze tijd als
AJAX MAGAZINE NOVEMBER 2001