fpllifsj
ê3Ê$i
.guf?gg
Sisum
Ligt het driebanden van nu op een hoger
niveau dan in de jaren zestig?
'Ja, absoluut. De grote doorbraak kwam
zes jaar geleden. Toen ben ik vlotjes naar
de vijfde plaats op de wereldranglijst
verwezen. Maar ja, na dertig jaar aan de
top mag dat ook wel. Blomdahl (Zweden),
Jaspers (Nederland), Sayginer (Turkijke)
en Caudron (België) zijn spelers die mij
inmiddels voorbij zijn gevlogen. Tja,
vroeger pakte ik die mannen, nu gebeurt
dat nog zelden. Daarmee zal ik moeten
leven. Ik vind het leuk dat ook deze
mensen nog altijd blij zijn als ze van mij
winnen. Ze denken niet: "Ik heb van die
ouwe gewonnen," neen, ze denken: "Ik heb
van Ceulemans gewonnen." Het doet me
goed dat ze zo denken. Ik ben nog gewoon
Raymond Ceulemans voor die jongens, dat
getuigt van eerbied en respect. Daarom
vind ik het extra leuk als ik ze een enkele
keer nog eens pak. Toch is de
gedrevenheid niet meer zoals vroeger. Het
killersinstinct is een beetje weg, dat heeft
met leeftijd te maken. Ik maak nu weieens
een praatje met mensen, vlak voor de
partij. Dat was vroeger ondenkbaar, daar
was ik veel te nerveus voor. Nu hebben
anderen daar last van. Toen ik dit jaar in
Monaco van Sayginer had gewonnen, liep
hij de rest van de dag scheef rond. Ik weet
natuurlijk precies hoe zo'n jongen zich dan
voelt.
'Het is overigens niet alleen de passie voor
de sport die mij aan de tafel houdt.
IJdelheid speelt ook een rolletje mee. Ik
vind het nog steeds leuk om te spelen en
erkenning te krijgen. Wel heb ik in overleg
met mijn sponsors besloten om minder
wedstrijden te spelen.'
Trainen
'De wedstrijden zelf vormen tegenwoordig
mijn training. Als je alle demonstraties die
ik geef erbij optelt, speel ik nog steeds veel.
Ik zit bij wijze van spreken voortdurend in
een Tour de France. Die jongens zijn blij
als ze eens een keer niet op de fiets hoeven.'
Vroeger trainde ik naast de wedstrijden
zelf ook nog eens minimaal vier, vijf uur
op een dag. Dat kan ik nu niet meer
opbrengen. Blomdahl traint zeven, acht
uur per dag. Maar hij kan dat doen, want
biljarten is zijn beroep. Ik ben blij dat de
jonge jongens van nu er hun beroep van
kunnen maken. Dat was ook de bedoeling
toen we in 1985 met de BWA zijn
begonnen. Het is voor mijn gevoel alleen
niet snel genoeg gegaan. Ik dacht van
tevoren dat we nu verder zouden zijn.
'Misschien dat ik over enige jaren nog iets
kan bijdragen in de PR-sfeer, met name
richting radio en televisie. Momenteel
gebeurt er op dat vlak helaas te weinig. Ik
ken genoeg mensen voor het leggen van de
juiste contacten. Ik denk dat zo'n job mij
wel zou liggen. Het driebanden staat er
niet slecht voor, maar het komt te weinig
in de media. Dat is niet de schuld van de
media, maar van de biljartsport zelf. Er
wordt te vaak gedacht: de media komen
vanzelf wel. Maar zo werkt het dus niet. Je
moet de media juist opzoeken.'
164
AJAX MAGAZINE NOVEMBER 2001