zo verschrikkelijk moeilijk, dat moest problemen opleveren. Dat bleek ook. Pietje werd gekozen, misschien omdat hij een jongen was die meer interesses had, op allerlei gebied, en daarover met andere spelers sprak. Johan was alleen maar voetbal, totaal voetbalgek. Die stemming over het aanvoerderschap had nooit mogen plaatsvinden, een grote fout van de trainer. Hij moet de aanvoerder aanwijzen en dan moet hij ook zo slim zijn om de goede aanvoerder neer te zetten. Je kon aan Johan merken, dat hij heel ontevreden was met de gang van zaken en ik wist precies wat de consequenties waren. Johan en Pietje zijn allebei geboren leiders. Johan wat uitgesprokener, Pietje in stilte. Ik wist dat het met ons gebeurd was. Johan had ons nodig, maar wij hadden hem nog meer nodig. Sommigen dachten dat wij het zonder hem ook wel zouden redden. Nou, daar kwamen we achter! Zo'n man is onmisbaar. Niet alleen deed zijn ontbreken ons pijn, het sterkte ook de tegenstanders. Die gingen met meer durf en flair tegen ons voetballen, dus was er sprake van een dubbel effect.' Onder vuur Na Ajax' gouden periode was Ruud Krol de nieuwe aanvoerder. Van een prima linksback had hij zich ontwikkeld tot een prachtige libero. Stijl, inzicht, zelfbewustheid (shirt uit de broek!), souplesse, durf, een prachtige pass en eerlijkheid, of zeg maar hardheid tegenover zijn medespelers, waren Krols wapenen. In Na de gouden periode was Ruud Krol gedurende de rest van de jaren zeventig aanvoerder. Zijn laatste wedstrijd was de verloren bekerfinale (3-1) tegen Feyenoord op 17 mei 1980. Op de schouders van Piet Schrijvers en omgeven door Soren Lerby, Simon Tahamata en Peter Boeve maakte Krol een enigszins opgelaten ereronde door de Kuip. Foto: George Verberne onbetwiste aanvoerder. Met Krols verdwijnen was ook de laatste vedette uit de gouden ploeg van begin jaren zeventig verdwenen. Dat gaf jongere spelers wat rust. Dick Schoenaker: 'Krol gaf je nooit de indruk dat je iets goed deed. Vroeger, in hun tijd, was alles beter geweest.' Voorlopig zouden vaker minder door successen verwende, jonge(re) spelers aanvoerder zijn, waaronder Schoenaker zelf. Frank Arnesen was zo'n jonge speler toen hij in 1980 aanvoerder werd, en ook zijn opvolgers-landgenoten Soren Lerby en Jesper Olsen waren qua leeftijd nog geen routiniers. Maar de Denen gingen vóór in de strijd, Arnesen en Olsen op een wat elegantere manier dan Lerby. Lerby voelde zich geen typische aanvoerder: 'Een persoon op de voorgrond was ik niet, maar ik lulde veel. Ging tekeer. Dat is iets anders dan aanvoerder zijn. In die tijd golden andere normen. Het was minder sociaal dan nu, je stelde je anders op, je moest jezelf maar redden. Ik was een eenling, een vechter en trok zo de kar. Door te razen en te tieren.' Met de komst van Johan Cruijff als trainer in 1985 kregen de Nederlandse grote talenten de rol van aanvoerder. Door zijn ogen verzakende spelers werden, desnoods openlijk tijdens de wedstrijd, ongenadig hard onder vuur genomen. Frank Arnesen was zo'n jong talent: 'Uiteindelijk was dat heel goed voor de ontwikkeling van een jonge voetballer, want je komt veel sterker uit de strijd. Wanneer je iets goeds of zelfs iets fantastisch deed, werd er niets gezegd. "Goed" was normaal.' Tot zijn vertrek in 1980 was Krol de Foto: Guus Dubbelman Soren Lerby trok de kar door te razen en te tieren. AJAX MAGAZINE NOVEMBER 2001

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 2001 | | pagina 105