Foto: Frans Flemelrijk
Televisiecamera's gaan vervaarlijk roken.
En Piet zelf staat alweer op de eigen helft.
Met de handen in de zij en de tong in het
spleetje tussen z'n voortanden. Toch 's wat
aan laten doen.
De wedstrijd is pas vijf minuten oud als
Barry Hulshoff in ernstige gewetensnood
wordt gemanoeuvreerd. Hij heeft de bal al
een week geleden keurig afgegeven aan
Nico Rijnders, de nieuwe Bennie Muller,
en wacht kalmpjes de dingen af die komen
gaan. Rijnders gaat de bal aanstonds strak
in de schoenen van Johan Cruijff passen.
Of hij lobt 'm met effect over een klas vol
Grieken heen naar Sjaak Swart, want die
staat al in de starthouding. Meegeven aan
Johan Neeskens kan trouwens ook. Of
even opzij naar Wim Suurbier.
Maar nee: de flegmatieke Bredanaar schuift
de bal plotseling terug in de voeten van
Hulshoff, die nietsvermoedend in de
middencirkel de architectonische
verhoudingen van dit toch wel heel erg
mooie stadion in zich aan het opnemen is.
Het angstzweet breekt de lange
voorstopper uit.
Waarheen?
Waarvoor?
Mieke Telkamp schraapt haar keel en gaat
zo dadelijk de netten uit de doelen zingen.
Al bijna drie maanden staat ze in de Top-
40. Dit is ook een beetje haar finale.
Waarom doet die Rijnders dat?
Iedereen staat gedekt.
Terug op Stuy dan maar?
Vanaf de middenlijn?
Geen denken aan, dat wordt een
fluitconcert tot half oktober.
Cruijff, waar ben je?
Mühren, doe iets.
Van Duivenbode, kom 's vlug terug van
Feyenoord.
Vasco, je bent aanvoerder, help mij.
Dan ziet Hulshoff vanuit een ooghoek in
de verte aan de linkerkant van het veld Piet
Keizer staan. Piet is de enige vrije man.
Maar hij kan maar op één manier worden
bereikt.
Met een lange pass.
Over vijftig meter.
Door de lucht.
Dat wordt kiezen of delen.
Alles of niets.
De schimpscheut of de schouderklop.
Daar verlaat de bal Hulshoffs rechtervoet,
hoog door het zwerk, op weg naar een
onbekende bestemming ergens aan de
linkerkant van dit schitterend geschoren
gazonnetje.
Rinus Michels fronst de wenkbrauwen en
geeft alle wisselspelers meteen opdracht
om zich warm te lopen.
Is-ie nou helemaal van God los, die
Hulshoff. Die zullen we straks onder vier
ogen even het een en ander influisteren.
Als de bal een perfecte parabool later tot
op de millimeter nauwkeurig bij Piet
Keizer terechtkomt, fluit Michels de
warmlopers terug en gaat hij er eens goed
voor zitten.
Mag hij even weten wat hier aan de hand
is?
Piet Keizer heeft de barensnood van Barry
Hulshoff als geen ander aangevoeld en gaat
de verloskundige de helpende hand reiken.
Of liever: het helpende been.
Het helpende linkerbeen.
De keizersnede die het voortbestaan
garandeert.
De bevalling die gebaseerd is op de
bevlieging.
Op nooit doen wat er van je wordt
verwacht.
Op altijd doen wat je gevoel je ingeeft.
Het hart is de bron van alle leven.
Het hoofd is slechts doorgeefluik.
Genialiteit laat zich niet bedenken.
Genialiteit wordt geboren.
Wordt nu geboren.
Instinctief begrijpt Piet Keizer dat hij zijn
magie vandaag niet in de laatste, maar in
de eerste vijf minuten van de wedstrijd
moet etaleren. Hij vangt de allereerste
vijftig meter lange pass door de lucht die
Barry Hulshoff in zijn leven geeft op, op
een manier die niets met voetballen te
maken heeft, maar alles met erotiek.
Vijf meter staat hij buiten de snijlijnen van
het Griekse strafschopgebied. Hij heeft
plotseling de gedaante van de
Tjechoslowaakse diamant Vera Caslavska,
een koffer vol goud op de laatste
Olympische spelen. Sierlijk springt hij op
de evenwichtsbalk, spreidt de armen en
kijkt de bal liefdevol omlaag. Een tedere
tegendraadse stop met de buitenkant van
de rechtervoet is voldoende om de bal
respectvol dood te maken en hem
sudderend mee te nemen. Het projectiel
heeft de verre reis nog niet verwerkt en trilt
na als een chipolatapuddinkje.
Nauwelijks waarneembaar streelt het
Amsterdamse opperwezen de bal nu
tweemaal zachtjes met de linkerwreef
uitdagend vooruit, want daar komt iets
Grieks aangesneld.
Het is de moordlustige vleugelverdediger
Kamaras, klaar voor het gevecht en met
AJAX MAGAZINE JUNI 2001