Jaloers Laatst sprak ik iemand - ik ben zijn naam vergeten, en daar schaam ik me voor - die ooit voor de Al van Ajax was geselecteerd. Het waren de tijden van de De Boertjes, Bergkamp, etc., etc. Hij was nu onderwijzer, cabaretier en gelukkig. Hij verdiende ongeveer 3000 netto per maand. 'Waarom ben je niet doorgegaan?' vroeg ik. 'Te militaristisch,' zei hij. Hij kon niet tegen de keiharde discipline, tegen de militante orde en regelmaat, tegen de vernederingen en ook niet tegen de angst dat je elke week weer gepasseerd kan worden door iemand die beter is dan jij - en dan heb ik het niet eens gehad over de angst om te verliezen, want dat mag eigenlijk niet bij Ajax. 'Jij was dicht bij de droom die ik had, en jij hebt hem niet waargemaakt,' zei ik verwijtend. Zo voelde ik dat toen. Hoe kan je, als je zo goed kon voetballen als hij, op het laatste moment afstappen? Als ik zo goed gevoetbald had dan... Tja, - als... als... als... Ik heb nog getraind onder Michels - dat was bij AFC - maar hoe was ik toen ik zeventien, achttien was? Dat was bier drinken met m'n vrienden, dat was weed roken, dat was achter de meiden aanzitten. Na mijn eindexamen ging ik studeren, maar dat deed ik niet. Ik voetbalde - zonder ook maar iets beter te worden - en ik schaakte. Ik schaakte en schaakte en schaakte en las over schaken, ik kwam in het schaakcafé - en toch wilde ik voetballer worden. Hoe dat kan? Dat weet ik niet, maar dat kan. Hoewel - ik wilde al snel geen voetballer worden, en ook geen schaker. Ik was er te slecht in. En ook met schaken heb je op een bepaald moment discipline nodig en moet je trainen. Een volleerd schaker heeft, zo heeft men uitgerekend, ongeveer acht tot dertien jaar schaakstudie gedaan - net zo veel als een specialist. Ik werd voetbalkijker. Kon ik dat maar van beroep worden. Ik heb het een eind gebracht, maar toch ben ik hier ook weer niet gedisciplineerd. Ik ga niet naar alle uitwedstrijden, ik lees niet alles over voetbal; ik begrijp nog steeds niet echt waarom je 'in een systeem' moet spelen. Maar die droom... Heb ik spijt? Achteraf wel. Heel veel. Misschien heb ik wel als journalist het mooiste beroep van de wereld, maar dat had ik ook na het voetballen of het schaken kunnen doen. Harder trainen, beter opletten, gedisciplineerder zijn, het is helemaal niet zo moeilijk. Als Grim het kan, had ik het ook moeten kunnen. Als Cedric van der Gun het kan, had ik het ook gekund. COLUMN door Theodor Holman Van der Gun - op hem ben ik momenteel het meest jaloers en hij is mijn persoonlijke favoriet - heeft zelfs dezelfde sport beoefend die ik ook heb gespeeld: cricket. Ik werd uitgelachen ('Zeg, die man achter die houtjes, verkoopt die ijs?', 'Zeg, waarom staan er altijd slagers bij jullie op het cricketveld?'). Van der Gun heeft die discipline wel, is daarbij ook nog een goede bowler. Hij zal over een jaar of vijftien misschien ook wel een goede journalist zijn. Laatst zag ik Van der Gun rondlopen bij het Remandbrandtplein. Vermoedelijk was hij bij AT5 geweest. Tussen hem en mij zitten zo'n dertig jaar. Mijn hand ging naar mijn borstzakje, daar zit een pen. In mijn andere binnenzak zat een opschrijfboekje. Ik wilde zijn handtekening hebben... Ik durfde niet. Om handtekeningen te vragen heb je ook een vorm van discipline nodig. AJAX MAGAZINE FEBRUARI 2001

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 2001 | | pagina 161