Honderd internationals Onrecht. Het waren vooral de tot Amsterdammers gevormde Deense Ajacieden die er een punt van maakten. Schertsend maar welzeker met een serieuze ondertoon. 'Zijn wij minder dan die daar?' werd er geschamperd. 'Waarom die jongens wel en wij niet?' Het grote onrecht werd aangewezen in de gang die van het halletje in het stadion liep naar de kleedkamer. In die gang hingen, keurig op een rij onder het TL-licht, alle Ajacieden die het tot international hadden geschopt. Koele met staal omlijste portretten van oude knarren in hun jonge dagen. Van de eerste Oranje-Ajacied Gé Fortgens die het bracht tot acht caps tot Joop Stoffelen die vier keer meer voor het Nederlands elftal uitkwam. Van Wim Anderiesen die lang, lang Ajax' record international was tot Peet Petersen, Wim Suurbier, Ruud Geels en Willem Kieft. Zou de kleedkamergang lang genoeg zijn om al die Ajacieden een plek te geven die in de voetsporen van Fortgens zouden treden? Fraai document dat voor weinigen zichtbaar werd. Mooi staaltje van bewaarde clubhistorie die de jongelingen het besef verschafte voor een werkelijk unieke club te mogen spelen. En hun een aanwijzing gaf: daar, daar in die rij moet bok jij komen te hangen. Als een trotse Ajacied die zijn land vertegenwoordigt. De Deense Amsterdammers vónden het ook mooi, die Galerij der Groten. Elke dag werden zij ermee geconfronteerd. Niet alleen tijdens het Meerse deel van hun loopbaan, maar ook daarna. Wanneer ze op bezoek kwamen en een kijkje kwamen nemen in het hun bekende en immer welgezinde kleedkamergebied. Ze speelden voor Valencia of Anderlecht of Bayern of Monaco, maar de aarde waar hun talent op groeide was Ajas-aarde. Frank Arnesen en Soren Lerby voelden zich verbonden met de Ajax- geschiedenis maar ze voelden zich ook een beetje miskend. Omdat zij ook international waren en niet plaats mochten nemen tussen de internationals. Daar klopte iets niet, inderdaad. Wat gaf de Hollanders het voorrecht om bijgezet te worden in die galerij? Wat maakte een buitenlandse international tot een mindere god dan de Nederlandse vertegenwoordiger van zijn land? Er was geen passende verklaring voor die ongelijke bejegening. Je kon moeilijk anders dan toegeven en zeggen dat er voor die Ajacieden die toevallig buiten Nederland geboren waren en voor een ander land werden opgeroepen omdat ze bij Ajax zo fantastisch speelden, ook een plaats diende te worden ingeruimd. Opdat zij hun vrienden mee konden nemen naar die gang met het TL-licht en die COLUMN door David Endt vrienden 'per ongeluk' konden confronteren met de ingelijste foto. Simpel portret gevat in een stalen raampje. Maar zo veelzeggend. Zo trotsmakend. Sinds de periode Arnesen-Lerby zijn er steeds meer en steeds frequenter buitenlandse topvoetballers tot Ajacied geworden. En mede door hun inbreng is het aantal Ajax-internationals tot ver boven de honderd gekomen. Felix Gasselich reisde van Schiphol naar Wenen om zich aan te sluiten bij het Oostenrijks elftal. Zijn teamgenoten bekeken hem met respect: voetballer van Ajax, in hun midden. Jesper Olsen landde op luchthaven Kastrup en mocht zijn verhaal doen over hoe het er bij Ajax aan toeging en vertellen of Bobby Haarms nog steeds een goede beul was. Finidi George pronkte in Nigeria met het Ajax-etiket, Stefan Pettersson tilde een Ajax-tas van de bagageband op het vliegveld van Stockholm, Jari Litmanen wist zich opgewacht door een horde Finse journalisten die van hem wilden weten wat Louis van Gaal tot een bijzondere trainer maakte. Pius Ikedia debuteerde als Ajacied voor de Nigeriaanse Super Eagles en dat wapenfeit draagt hij heel zijn leven mee. Zo zijn er nog veel meer mannen die met het shirt van hun land om hun schouders een ambassadeur van Ajax waren. En die mannen verdienen een plaats in de Galerij der Groten. Want wanneer je international bent, dan hoor je tot de groten. De lijst wordt almaar langer. Portugese Ajacieden, Amerikaanse Ajacieden, Braziliaanse Ajacieden, Zuid-Afrikaanse Ajacieden, Roemeense Ajacieden, Hongaarse Ajacieden. Ajax mag trots op ze zijn en zij mogen zich verwonderd afvragen waarom die Hollanders wel... en zij niet? Zij mogen zich afvragen waarom ze bij Ajax de Nederlanders wel knap genoeg vinden voor een ingelijst portret en hen, de buitenlanders, niet. Michael Laudrup en Marcio Santos. Daar mag je mee voor de dag komen. Nwankwo en Christopher Kanu, dat staat toch schitterend. Shota Arveladze en Bogdan Eobont, dat strekt tot eer. Aaron Mokoena en Jesper Gronkjasr en André Bergdolmo en Sunday Oliseh en Henning Jensen en Peter Larsson en Nikos Machlas. Ga maar door. Wees maar trots, Ajax. Dat Ajax over de honderd internationals leverde, is te danken aan die buitenlanders. De Nederlandse inbreng stokt al een tijdje bij het getal 95. Peter Hoekstra was de laatste. De laatste Nederlander, want bij ieder interland-weekend verlaten meer dan een handvol Ajacieden de Arena om zich bij hun landgenoten aan te sluiten. In de kleedkamergang van de Amsterdam Arena kunnen zij zich nu ook aansluiten. Bij hun Nederlandse broeders in het hoge. De Galerij der Groten doet recht aan de buitenlanders. Zij hangen er nu ook. Wanneer zij iemand meenemen naar hun werkplek, hun vader en moeder, een neef of een goede vriend, dan kunnen zij met trots langs hun eigen portret lopen. En ze kunnen quasi-achteloos wijzen op hun beeltenis en met zachte doch fiere stem verklaren waarom zij daar hangen. Ere wie ere toekomt. Ja, Frank en Soren hangen daar, onder halogeen licht, ook. Gerechtigheid. AJAX MAC. A7INF DFCFMRFR 7000

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 2000 | | pagina 45