'Mijn zool
brak in tweeën'
De familie Dukker is een echte Ajax-familie. Vader Ferry Dukker zat jarenlang in
het bestuur van Ajax. En het was niet alleen voetbal dat zijn aandacht binnen de
club trok. De Dukkers waren ook verwoede cricketers. In het voetbal brachten
twee van zijn drie zoons het tot één officiële wedstrijd in Ajax 1. In dit nummer
het verhaal van de oudste zoon, Ferry; in het volgende AAagazine komt de andere
Dukker-eendagsvlieg Rob aan het woord.
'Ajax was niet onze club, Ajax was ons
leven,' zegt de bijna 70-jarige Ferry nu.
Zijn vader, ook Ferry genaamd, voetbalde
bij Ajax en richtte er een cricketafdeling
op. De drie zoons Ferry, Rob en Hans
voetbalden ook bij Ajax. Een
proefwedstrijd hoefde Ferry niet te spelen;
zijn vader was inmiddels penningmeester
van de club en dat had zo zijn voordelen.
De oudste herinnering van Ferry aan Ajax
betreft niet het voetbal, maar het cricket.
'Toen ik een half jaar oud was, ging ik al
mee naar het cricketveld. Ik lag in zo'n
grote cricketbag. Ja, cricket is een Engelse
sport. Maar we waren ook verwoede
voetballers. In de winter voetbalden we, en
in de zomer speelden we cricket. Zo ging
dat. Voetbal voerde de boventoon, want
dat gebeurde negen maanden per jaar. Ik
heb ook altijd in heel leuke elftallen
gespeeld. De hoogste ook. Ik heb niet met
de minste jongens gespeeld: Eddy Pieters
Graafland, Hans Boskamp, Wim
Anderiesen, Bennie Muller, Ger van
Mourik.
'Een snelle rechtsbuiten was ik. Met
rechtsbinnen Theo de Groot vormde ik een
gouden koppeltje. We speelden met vijf
man in de voorhoede. Dat vind ik nog
altijd het leukste voetbal. Tegenwoordig zie
je regelmatig balletje breed, balletje terug,
weer balletje breed, weer balletje terug. Er
zit geen diepte in het spel, zeker niet bij het
EENDAGSVLIEGEN
door AAarcelle van Hoof
huidige Ajax. Maar ik wil niet te
nostalgisch worden.'
Gevraagd naar het bijzondere aan Ajax
begint Dukker allereerst over de clubgeest.
'Het was een heel speciale vriendenclub.
Als je bij Ajax kwam, dan vond je er wat.
Na het trainen en voetballen ging je nooit
meteen naar huis. Je bleef altijd wat bij
elkaar hangen.'
Maar dat zal bij andere clubs toch ook het
geval zijn geweest?
'Dat weet ik niet, dat zou best kunnen,
maar wat Ajax helemaal speciaal maakte,
was dat er altijd fantastisch gevoetbald
werd. In alle elftallen. Technisch,
aanvallend, goed. Men trainde speciaal op
techniek, en dat gebeurde niet bij alle
clubs, denk ik. Onder trainer Jack
Reynolds moesten we eindeloos de bal
onder de voet nemen. Als dat mis ging,
riep hij 'Hé, you boterletter, let toch op!'
We deden ook veel voetbaltennis. En als je
ergens techniek bij opdoet, is dat wel bij
voetbaltennis. Op tactiek werd niet
getraind, tenminste dat kan ik me niet
herinneren. We speelden gewoon op de
aanval. Het grote gegeven bij Ajax was
"balletje geven, vrijlopen en balletje weer
terugkrijgen". Dat deed ik niet alleen, dat
deden we allemaal. Het hele elftal was in
beweging. Dat zie ik nu niet altijd, maar
daar wil ik het verder niet over hebben.'
Kazerne
Ferry groeide langzaam naar het eerste
elftal toe, zonder dat hij grootse plannen
met voetbal had. 'Ik wilde wel in de
hoogste elftallen spelen, maar een
maatschappelijke carrière was belangrijker.
En tussen 1951 en 1953 zat ik in dienst.'
Uitgerekend in die periode maakte Ferry
Dukker zijn debuut in het eerste, op 17 mei
1953 bij Enschedese Boys. 'Op de terugweg
heeft de Ajax-bus Theo de Groot en mij
weer afgezet bij de kazerne in Ermelo. We
hadden ons militaire kostuum al aan.'
Dukker heeft nog een aantal haarscherpe
herinneringen aan het duel. 'Ik gaf een
fantastische voorzet op Rinus Michels,
maar hij kopte de bal tegen de lat. Ik
speelde op van die Engelse Manfïeld-
schoenen, gekocht van Jack Reynolds. Ik
had ze zo'n twee maten te klein gekocht,
dat moest van hem. Vervolgens moest ik
met mijn voeten, met voetbalschoenen en
sokken aan, in een bak warm water, zodat
de schoenen zich naar mijn voeten
vormden. Ze werden groter.'
Maar uitgerekend in zijn debuutwedsrijd
156
AJAX MAGAZINE DECEMBER 2000