opleiding waarvan je directeur was. In die
functie kreeg je altijd de kritiek van Cruijff
c.s. dat er geen talenten meer
doorstroomden. Een valse vraag: ben je nu
als trainer niet bezig om achteraf nog je gelijk
te halen als directeur opleidingen?
Adriaanse: 'Dat zou mooi meegenomen
zijn. Maar dat hoef ik niet te bewijzen,
want ik ben ervan overtuigd - en velen met
mij - dat de opleiding fantastisch is. Je hebt
twee begrippen; opleiding en
doorstroming. Volgens mij is
doorstroming het gat tussen de Al en het
eerste elftal. Daar was ik dus niet
verantwoordelijk voor. Ik leverde ze af als
ze 18 waren. Verder had ik er geen hand in.
Nu wel. Maar ik werk met die spelers
omdat ik in ze geloof, zoals ik dat ook
voorheen heb gedaan. Het idee om die
spelers terug te halen in Ajax 1; om
daarmee van Ajax weer Ajax te maken; aan
te vallen volgens het Ajax-systeem; mooi te
voetballen; te winnen met 5, 6, 7-0;
kampioen te worden. Dat zou een prachtig
scenario zijn. Het zou schitterend zijn als je
dat voor elkaar krijgt. Natuurlijk, als ik
mocht kiezen, zou ik daarvoor kiezen. Dat
zou ook goed zijn voor het Nederlandse
voetbal. Dat is de roep van het publiek, van
de media en van iedereen binnen Ajax.
Toch? Liever een Van der Meyde dan een
Wamberto, om een voorbeeld te geven.'
Ik moet er altijd wel een beetje om lachen,
want ik heb het idee, datje er genoegen in
schept om die bijna kansloze strijd' aan te
gaan met de legende Johan Cruijff, die hier
natuurlijk tot in lengte van dagen zal blijven
bestaan.
Adriaanse: 'Ik weet niet of het zo'n
kansloze strijd is. Natuurlijk is die niet
kansloos. Ik spreek heel veel mensen die
mij gelijk geven, en dat zijn over het
algemeen intelligente mensen.'
Maar bij de massa op de tribune gelooft men
liever in helden dan dat men luistert naar
argumenten. In die zin is de strijd aangaan
met Cruijff toch een gevecht tegen
windmolens?
Adriaanse: 'Dat is dan meer het probleem
van de massa op de tribune dan van mij.
Kijk, ik blijf me verzetten tegen het idee dat
Cruijff verspreidt: dat de opleiding van
Ajax niet goed zou zijn geleid. De kritiek
AJAX MAC.AZINE OKTOBER 2000
gaat over de doorstroming, maar
inhoudelijke kritiek over de opleiding heb
ik nog nooit gehoord. Geef maar aan hoe
het anders had gemoeten, beter.
Toen ik in 1992 directeur opleidingen
werd, was er niets. De ballen van de
trainers lagen in de kofferbak bij de
elftalleiders. Een ballenhok was er niet. Dat
kan je je niet voorstellen. Als je nu het
complex van de Toekomst ziet en je gaat
terug naar 1992. Dat is maar acht jaar
geleden. Er was niet eens een kleedkamer
voor de trainers. Er was niet eens een
kantoor voor trainers. Sterker, er was niet
eens een ruimte voor de directeur
opleidingen. Toen ik bij Ajax begon,
trainde elk jeugdspelertje in zijn eigen
kleding. Ik geloof dat alleen de A en B wel
trainingsspullen van de club hadden, maar
de C, D en E helemaal niet. Er was letterlijk
niets, helemaal niets. Zelfs niet op papier.
Helemaal nul, niets.'
Met welk gevoel denk je terug aan die periode
als directeur opleidingen, waarin je vanuit
een toch enigszins knullig onderkomen als
een portocabin die roemruchte kweekvijver
van Voorland probeerde te structureren?
Adriaanse: 'Met een heel prettig gevoel. Ik
heb vijf enorm fijne jaren gehad. De
aanwezige kennis en de kunde van mensen
heb ik zichtbaar, tastbaar en toetsbaar
gemaakt. Het was natuurlijk ook een heel
mooie periode omdat we met de jeugd ook
succes hadden, jaar in jaar uit, altijd de
hoofdprijs. Aan het begin van ieder seizoen
bracht ik alvast haakjes aan in de muur
achter mijn bureau om het kampioensbord
van het komende jaar aan te kunnen
hangen. En altijd werden we kampioen. De
laatste drie jaar is dat dus niet meer
gebeurd. Het kan toeval zijn, maar het kan
ook geen toeval zijn.'
Wat voor haakjes heb je in je nieuwe
trainingskamer aan de muur gehangen en
waarvoor?
Adriaanse: 'Geen. Ik denk dat dat nog niet
haalbaar is dit seizoen.'
Is jouw status binnen de club anders nu dan
toen je directeur opleidingen was?
Adriaanse: 'Nee, ik zie geen enkel verschil.
Ik heb de indruk dat men op dezelfde
manier naar mij kijkt en met mij omgaat.
17