Nooit meer altijd kampioen Een emotioneel pleidooi om radicaal te stoppen met het rekken en strekken van spieren. Je komt heel moeilijk uit je bed. Je spieren in je hele lijf doen zeer. Je benen zijn binten. Als je bukt om je sokken aan te trekken voel je dat tot in je rug. Je heupen, je schouders, alles voelt aan alsof je een jaar in een sarcofaag hebt gelegen. En alles wat je gedaan hebt, is gistermiddag een voetbalwedstrijdje gespeeld. Lekker veld, mooi weer, goede bal en nog gewonnen ook. Zoals je de meeste wedstrijden in je voetballeven gewonnen hebt. Want altijd heb je in de hoogste elftallen gespeeld, je bent zelfs nog even semiprof geweest. Hoe vaak ben je kampioen geworden, tien keer, twaalf keer misschien wel. Je kunt nog steeds heel aardig met de bal overweg, je bent nog steeds de spil waarom alles in je elftal draait en je naam staat nog steeds elke maandag in de kranten. Maar wat is er dan aan de hand met je, waarom kan je lichaam je geest niet meer bijhouden? Op die vraag had Jim Morrison van The Doors in 1968 een prachtig antwoord: Your ballroom days are over, zong hij in Five to one op de elpee Waiting for the sun. Je begint te begrijpen wat hij daarmee bedoelde. Je wordt nooit meer twintig. Sterker nog, je bent de dertig ruim gepasseerd. Wordt het niet eens tijd dat je er een punt achter zet? Aftakeling. Wat een verschrikkelijk woord. Je geest wil nog zoveel, maar je lichaam steekt lachend zijn middelvinger naar je op. Je kan zijn rug op, het is mooi geweest. Toen je nog maar net kon lopen had je al een bal. De hele dag was je ermee bezig, in je eentje, of met vrienden op straat. Twee door Chris Willemsen tegen twee, of twintig tegen twintig, maakte niet uit, als je maar kon voetballen. En later, toen je op een echte club mocht, speelde je echte westrijden tegen echte tegenstanders en werd je twee keer in de week onder handen genomen door een echte trainer. Je bleek zowaar een talent te zijn en werd weggeplukt door een grote club. Daar ging je opeens vier keer in de week trainen, en soms vijf of zes keer omdat de trainer vond dat je linkerbeen wel wat beter kon en of je dan maandagmiddag om vier uur nog maar even individueel een uurtje kon komen oefenen. Je vond het niet erg. Sterker, je vond het heerlijk. Afgebeuld worden, zweten, kotsen, in de kleedkamer met je hoofd in je handen zielsgelukkig van vermoeidheid zitten te wezen. Als het aan jou lag voetbalde je acht dagen in de week. En nooit enig fysiek ongemak. Je ging elke keer tot het gaatje en de volgende dag weer en de volgende dag weer. Een driedaags toernooi? Na afloop van de ene dag keek je alweer gulzig uit naar de volgende. Doordeweekse inhaalwedstrijden, als gastspeler meedoen met een vriendenelftal, op vrijdagavond stiekem meedoen met het elftal van café De Troubadour? Jou konden ze altijd bellen. Het gesloten seizoen, van eind juni tot eind juli? Een ramp! Wat moest je al die tijd doen! Met vakantie? En dan de hele dag op je luie batterij in de zon een kleurtje proberen te krijgen? Niks ervan. Je ouders, vrienden, vriendinnen, vrouw, kinderen, of wie je in de loop der jaren nog meer meenam op vakantie, wisten het al vanaf het bereiken van de bestemming: geen strandstoel met parasol voor jou, nee, jij ging lopen, aan je conditie werken, een balletje op de kop tikken en proberen je record hooghouden te verbeteren. Wel je schouders insmeren op dat Mallorcaanse strand, want je verbrandde levend. En de volgende ochtend last van stijve spieren? Ben je gek. Terwijl je metgezellen de beschermingsfactor op de potjes Nivea stonden te controleren, was jij alweer dik boven de driehonderd met hooghouden. Rechts, links, voet, knie, dij, hak, borst, hoofd, schouder, elk lichaamsdeel was getraind. Je had niet eens tijd om stijf te worden. Niemand kon je nog wat AJAX MAGAZINE OKTOBER 2000

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 2000 | | pagina 158