KATERN
Foto: Spaarnestad
hoogte- en dieptepunten. Ik vond het al
een prestatie dat ik bij de eerste zestien zat.
Bovendien was ik altijd top als ik inviel. Ik
scoorde regelmatig belangrijke doelpunten.
Voor Michels was ik een ideale
wisselspeler, omdat hij me zowel
aanvallend als verdedigend kon inzetten. Ik
had daar nooit problemen mee. Ik stond
op, deed wat ik doen moest en het was
klaar. Michels deed alleen aan tactische
wissels: als er dus gescoord moest worden
of een voorsprong moest worden
verdedigd. Het was niet zo dat hij mij bij
een ruime voorsprong nog een kwartiertje
liet meedoen, zoals later in het voetbal wel
gebruikelijk werd. Het ging altijd nog
ergens om, als ik inviel.
Ajax was mijn club. Normaal moest je er
naar toe en een kaartje kopen, maar nu was
ik er al! De omstanders hadden er meer
moeite mee dat ik reserve was dan ikzelf.
Dat kwam omdat ik regelmatig de show
stal als ik inviel. Daar kon ik weer weken
mee voort. Als wisselspeler kreeg ik veel
publiciteit. Ie kon geen krant openslaan of
er stond wel iets over Suurendonk in: dat
hij ze maakte of dat hij ze tegenhield. Ik
werd bij Ajax als een volwaardig figuur
behandeld.'
Geen psycholoog
'Soms hoopte ik na een goede invalbeurt
wel dat ik de volgende keer in de basis zou
staan. Meestal gebeurde dat niet. En ik was
niet zo'n prater, dus uitleg van Michels
vroeg ik niet. Hij zal er wel zijn redenenen
voor gehad hebben om me op de bank te
houden. Bovendien hadden we succes,
kwamen we in landen waar we nooit
geweest waren. Alles was nieuw, dat
vergoedde ook veel.
Michels en mijn persoontje wisten wat we
aan elkaar hadden. We hadden weinig
woorden nodig. Op een gegeven moment
Ruud Suurendonk scoort één van zijn drie treffers
tegen Napoli.
ging het hele elftal naar de psycholoog en
ik als enige niet. Ik vroeg aan Michels
waarom ik niet hoefde te gaan. 'Heb je het
nodig dan?' antwoordde hij. Ik ging
blijkbaar positief met mijn situatie om. Ie
kon gemakkelijker tegen mij zeggen dat ik
reserve stond, dan tegen een ander.
Eén keer was ik flink teleurgesteld dat ik
niet mocht invallen: in de Europa-
Cup finale tegen Panathinaikos in 1971.
Daar had ik wel 300 procent op gerekend.
Ik was er de hele periode tot die finale
bijgeweest en had Ajax regelmatig uit de
brand geholpen in Europa-
Cupwedstrijden. Maar hij liet Haan en
Blankenburg invallen, twee spelers die net
kwamen kijken. Terwijl ik een enorme
staat van dienst had. Toen hoefde Ajax
AJAX MAGAZINE OKTOBER 2000