mij z'n grenzen. Maar wie over iets anders dan voetbal begint heet gelijk een watje. Ik ben snel met die pogingen gestopt. Ik wilde niet de Klaas Nuninga van de groep worden.' Een buitenbeentje is hij niet. Maar echt passen in de bij Ajax heersende voetbalcultuur doet hij ook niet. Het vieze gezicht dat trainer Han Grij zenhout trok toen deze een langharige, naar de modevoorschriften van die tijd geklede jongen op de tramhalte zag staan, zal Sacksioni niet vergeten. 'Toegegeven: ik zag er niet uit. Maar op dat moment wist ik dat ik niet het type was op wie Ajax zat te wachten. Ik was, denk ik, ook anders. Gevoeliger, feller, gespitster op subtiliteiten. Een meer ontwikkelde vrouwelijke kant, zeg maar. De jongens bij wie ik hetzelfde meende te herkennen zijn vroeg of laat allemaal bij Ajax weggegaan.' Twijfels worden zekerheden op een toernooi bij De Volewijckers, in het voorjaar van 1968. Sacksioni heeft in de maanden ervoor een aantal keren in het B- elftal meegespeeld en mogelijk komt hij het volgende seizoen in aanmerking voor een klein contract. Om inzicht te krijgen in de mogelijkheden van de Ajax-jeugd is hoofdtrainer Rinus Michels naar het veld in Amsterdam Noord gekomen. De wedstrijd tegen FC Volendam is nog maar net op gang en Sacksioni weet dat voor hem geen grootse voetbalcarrière is weggelegd. 'Ik moest rechtshalf spelen, toch al niet m'n favoriete plaats. Bij de eerste de beste keer dat ik een duel aanging met m'n directe tegenspeler, tikte hij de bal in een vloeiende beweging tussen m'n benen door en rende als een speer bij me weg. Een afgang, een verschrikkelijke blamage. En dat voor de ogen van Rinus Michels. Na die wedstrijd heb ik besloten dat m'n toekomst in de muziek lag. Tijden later begreep ik dat Arnold Mühren de speler was die daarvoor verantwoordelijk is geweest.' Thuis en bij Ajax was er begrip voor zijn besluit de gitaar boven de bal te verkiezen. Z'n vader noch de club probeert hem op andere gedachten te brengen. 'Niemand heeft druk uitgeoefend om alles op het voetbal te zetten. Ik was een talentvolle speler, maar ook een speler met tekortkomingen. Dat zullen ze bij Ajax ongetwijfeld ook gezien hebben.' Via een wurgcontract, afgedwongen door manager en impresario Hans Boskamp ''Ja, jongen, dit is wat het is, wees er maar blij mee'), treedt hij op z'n achttiende definitief toe tot de Nederlandse muziekwereld. Na het jaar 'muzikale omlijsting' van het cabaret van Sieto en Marijke Hoving, werkt hij vanaf 1969 dik tien jaar samen met Herman van Veen. Aanvankelijk alleen begeleidend, daarna ook als componist. Halverwege de jaren zeventig komt een solocarrière op gang die resulteert in zestien lp's en cd's waarvan vele honderdduizenden exemplaren worden verkocht. Alleen of met musici als Raymond van 't Groenewoud, Frank Boeijen en Angelo Branduardi trekt hij met zijn ontelbare optredens en tournees steevast volle zalen - van de Amsterdamse Kleine Komedie en de Zwolse Stadsschouwburg tot in Oostenrijk en Denemarken. Voor toneel- en tv- producties schrijft hij muziek, voor de radio doet hij columns en als hij voor de lol eens een animatiefilmpje maakt, valt zoiets ook al in de prijzen. Eén maniakale, obsessieve fan bepaalt hinderlijk dat voor roem ook tol betaald moet worden. Tot z'n 24ste heeft hij nog in de senioren bij Ajax gespeeld. Het op en neer reizen vanuit Lienden in de Betuwe, waar hij vanaf z'n 20ste woont, wordt hem te veel. Bij de plaatselijke FC speelt hij daarna nog jaren mee in het eerste. De envelopjes met geld die op gezette tijden aan de spelersgroep worden uitgedeeld, slaat hij af. 'Ik kwam om te voetballen.' Voetbal heeft hem nooit losgelaten. 'In mijn programma's refereer ik vaak aan voetbal, praat ik ook over mijn voetbalverleden. Dat roept merkwaardige reacties op. Mensen die naar het theater gaan, houden niet van voetbal. Ze kunnen zich ook vaak niet voorstellen dat zo'n gitarist als ik een bloedfanatieke voetballer is geweest. Ze kunnen het grove en ruwe dat voetbal herbergt niet rijmen met het tere en subtiele in mijn gitaarspel.' Het bovenstaande verhaal is tot stand gekomen met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten en zal tevens worden opgenomen in een bundel portretterende interviews, die komend najaar onder de titel Leerschool Ajaxbij uitgeverij Thomas Rap verschijnt. 220 AJAX MAGAZINE JUNI 2000

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 2000 | | pagina 220