allemaal naar beneden, de slaapzaal gaat op
slot. Jullie moeten nog boeken pakken en
als jullie te laat komen krijg ik natuurlijk
weer de schuld! Hup hup hup!'
Het was altijd hetzelfde hier, voortdurend
werden ze opgejaagd. Van hier naar daar
en van daar weer terug, of juist verder
door. En waarom? Omdat ze dat leuk
vonden. Iets anders kon hij nog steeds niet
bedenken. Ze vonden het gewoon leuk. 'Zij
een rotleven, dus wij ook een rotleven,' dat
was volgens hem de enige motivatie voor
Koeleman en Hanenberg en al die andere
slavendrijvers hier. En waarom ook niet,
niemand die het zag, niemand die het
hoorde, niemand wie het iets interesseerde.
Richard spoelde vloekend de tandpasta uit
zijn mond en liep in de rij naar beneden.
'En thuis, gaat het thuis goed?'
Hanenberg had Richard na de studie apart
genomen en keek hem ernstig aan. Tja, hoe
ging het thuis eigenlijk? Richard had geen
idee.
'Goed,' blufte hij onmiddellijk. Wat had
Hanenberg er in godsnaam mee te maken?
Was er misschien iets aan de hand?
'Mijn zus studeert, gaat geweldig, en mijn
vader... ach ja, u weet wel, veel in het
buitenland enzo.'
Richard wachtte even, Hanenberg zei niets.
'Ik zie hem niet zo vaak, maar als ik hem
zie is het feest. Brengt hij de meest
fantastische cadeaus voor me mee en gaan
we samen leuke dingen doen.'
Hij pauzeerde even en stelde zich voor dat
het waar was wat hij Hanenberg vertelde.
Dat hij echt met zijn vader op stap ging,
dat ze samen plezier hadden. Hij had zijn
vader al in geen weken gezien. In de
weekeinden logeerde Richard bij Marijke
en spraken ze nooit over hun vader. Ze
hadden eigenlijk geen idee waar hij
uithing. Vrijdag zou hij het eens aan
Marijke vragen.
'Dit weekend zie ik hem weer, moet ik hem
misschien een boodschap van u
overbrengen?'
'Nee, nee, ik vroeg het zomaar. Interesse,
157