De dichtsbijzijnde Ajacied droeg een gele trui. Zowat elke wedstrijd kwam hij voor de aftrap op een holletje naar onze Diemenzijde. Bij het doorkruisen van het maantje op de zestienmeterlijn stak hij zij! hand begroetend omhoog. Een kort maar afdoende gebaar van verstandhouding. Een handreiking zonder lach. Het was ernst, samen zouden wij het doel van Ajax schoon houden, afgesproken. De gele trui bukte tot ver in het net, daar, in de hoek waar het gras hoger stond, legde hij een boeketje handschoenen en een pet neer. Ook dat waren symbolen, relieken. Die handschoenen lagen te wachten op slecht weer. Zoals de pet wachtte op mooi weer. Vaak bleven de handschoenen en de pet daar liggen maar wanneer het eindsignaal klonk en afscheid werd genomen, vergat de gele trui ze nooit weer mee te nemen. Speelde Bals in de eerste helft aan onze kant, dan kon je in de rust wel naar de Stadszijde hollen en je daar tussen de lichamen van de vaste bewoners naar voren wurmen maar al stond je spiegelbeeldig net zo achter die gele trui als in de eerste helft, het was nooit hetzelfde. Een verschil van noord- en zuidpool. Het licht viel anders, het rook anders, de kaalgetrapte driehoek in het doelgebied was anders. En meestal schikte de gele trui nog voor hij langs de middencirkel holde zijn pet stevig op het hoofd. Nergens anders dan aan de Diemenzijde hoorde je achter de gele trui te staan en het offer dat het maar een helft zo mocht zijn, bracht je graag. Nederland had in die jaren grote keepers, stijlvolle, atletische en betrouwbare gasten. Eddy Pieters Graafland, van wie werd beweerd dat hij ooit bij Ajax had gespeeld maar in Diemenzijde-optiek kon dat niet. Eddy PG hoorde bij Feyenoord als Sjakie bij Ajax. Tonny van Leeuwen, Pim Doesburg, Jan van Beveren. Zelfs van Peter van der Merwe, Jan Jongbloed en Ton Thie kon je snappen dat men dacht dat die beter waren dan onze gele trui. Gert Bals. Maar er was eenvoudig geen betere. Bals' gele trui paste als een fraai A3AXZIELEN door David Endt illustratie Thijs Damsma gezaagd en geschuurd puzzelstukje in het rood-witte mozaïek. Geen enkele andere keeper stond zo uit hetzelfde doelhout als de zware vierkanten palen gebeiteld voor de mazen aan de Diemenzijde. Misschien was hij niet de beste maar hij was voor Ajax wel het beste. Helften lang tuurden wij over zijn gele schouder mee naar drukke strafschopgebieden. Soms hoorden wij hem roepen, korte, duidelijke, schorre kreten. Zelden ratelde het applaus van onze rangen naar zijn kooi om een tijgerachtige duik naar de paal of een sierlijke bovenhoek-save te belonen. Wanneer dat zo zou zijn, was er iets mis met de gele trui. Die kreeg zijn ovatie en gejuich wanneer hij ongenaakbaar het man tegen man duel in zijn voordeel besliste. Aanvallers waren bang om oog in oog met Bals te komen staan, dat betekende verlies. Ovatie en gejuich wanneer hij, sprintend bij ons vandaan, de over de middenlijn ontsnappende buitenspelers en midvoors te vlug af was. Wanneer Bals ter hoogte van i'k' de eerste reservebank "de bal wegschoot, vloog zijn pet soms af. Die griste hij dan uit het gras en rende achteruitlopend terug. Onze gele trui kon als weinig anderen achteruit rennen. Ook daarop waren wij trots. Rinus Michels had Gert Bals in 1965 van PSV naar Ajax gehaald om vijf seizoenen lang de bal tegen te houden, het liefst zo ver mogelijk bij het doel vandaan. Om vijf seizoenen lang het gele middelpunt te zijn in de magische rood-witte presentatiecirkel, het laatstopkomende gozertje gaf hem een tikje in de maagstreek. Om in vijf seizoenen maar vier competitiewedstrijden te missen. Vijf seizoenen het handgebaar dat geen zwaaien was maar gebaar van verstandhouding. Relieken in het netgras. Televisiewedstrijden zag je nooit vanaf een Diemenzijde. Het contact met je keeper was nihil. De gele trui van Bals stond aan de rechter- of de linkerkant buiten het beeld. Je wist hoe hij daar stond, turend naar de verten waar rood-witte kameraden krioelden. Een keer was het anders. Een aprilmiddag in 1969. Vlug, vlug, van school naar huis want Ajax voetbalde Europa Cup op tv. Vreemd, ver Tsjechoslowakije. Zonlicht scheen het Spartakstadion binnen en dus droeg Bals zijn pet. En hij droeg zijn onafscheidelijke kniebeschermers. En droeg hij handschoenen? In de hoek van het doel lag een verscheurd boeketje handschoenen. De linkerhand ontbloot, de rechterhand gehandschoend! Even vreemd was dat het doel van Ajax steeds in beeld was. Ajax zat in een wurggreep van mysterieus onvermoeibare Tsjechen. Nog mysterieuzer was Gert Bals. Hij zweefde en vloog als Van Leeuwen en Van Beveren, zijn radar zette hem op de goede plek als Pieters Graafland, hij toonde het aan waanzin tippende bravour van Jongbloed. Voor het televisietoestel dook en sprong en hupte en stompte ik met hem mee op het ritme van mijn hartslag. De huiskamer met uitzicht op Trnava heette Diemenzijde, twee helften lang. Het reddend werk van de gele trui was goed voor een plaats in de finale. Ik wachtte niet op het triomfantelijke trompetgeschal waarmee de Eurovisie uitzending werd besloten. Mijn adrenaline stuurde mij naar buiten, naar het grasveld dat meer rennende jongetjes ontving. Ze wilden allemaal op doel, ze wilden allemaal duiken en stompen en klemmen en redden, redden, redden. Iedereen droeg een gele trui. Het werk van Thijs Damsma is te bezichtigen bij Galerie Peter Bax, Singel 82, 8601 AM Sneek AJAX MAGAZINE MAART 2000

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 2000 | | pagina 49