Foto: Collectie Guus van Ham
Eddy Pieters Graafland stopt een schot van de
door Van Ham gehinderde rechtsbinnen Lajos
Csordas. Van Mourik (rechts) en Anderiesen
(achter) kijken angstvallig toe.
Népstadion. Een bezoek aan het stadion
betekende voor de club Ajax namelijk
zonder uitzondering ellende, al viel de
eerste nederlaag nog niet zo zwaar: het was
pas de tweede uitwedstrijd voor Ajax in de
Europa Cup en het bezoek aan Vasas
Budapest werd in 1958 dan ook vooral
gezien als een prachtige kans om van
dichtbij aan het Hongaarse topvoetbal te
mogen ruiken, hoewel dat wel iets van zijn
glans had verloren. Na de mislukte opstand
van 1956 waren er nogal wat topspelers
naar het buitenland gevlucht.
Ajax speelde in het seizoen 1957-1958 voor
het eerst in de Europa Cup. In de eerste
ronde was men vrijgeloot en in de tweede
ronde versloeg Ajax het Oost-Duitse
SC Wismut twee keer (1-3 en 1-0).
Op 25 februari reisde Ajax, dat in
Amsterdam de Hongaren verrassend op
2-2 had gehouden, in goede stemming per
vliegtuig naar Hongarije. 41 personen
zaten aan boord van de Convair 340.
Onder hen Tinus Middendorp, Jan van
Drecht en Petrus Rooth, die een film van
het 'uitstapje' maakten. Zij zagen onder
andere de commissarissen Roef Vunderink
en Gerrit Keizer met speler Wim
Bleijenberg en trainer Karl Humenberger
klaverjassen. Kortom: een Europese reis
zoals Ajax er nog veel zou gaan maken, al
zou het gratis mes dat de KLM de
Ajacieden aanbood, niet vaak meer
uitgereikt worden.
Olifantje
De ontvangst in Hongarije was hartelijk,
met onder andere een bos anjers van
Honvéd. Een sightseeing-toer door de stad
beviel minder; de stad was anderhalfjaar
na de opstand nog vol kogelgaten en
andere oorlogsellende, 's Avonds
bezochten de Ajacieden een
balletvoorstelling (voor de liefhebbers: zij
heette Keszkenö, oftewel 'Het
verlovingsfeest'). Trainer Humenberger
liet rond tien uur met zijn spelers de
voorstelling voor wat ze was en keerde
terug naar het hotel. Het mocht niet te laat
worden, de dag erop stond immers om
kwart voor drie de wedstrijd op het
programma.
Er was slechts één bus beschikbaar om het
Ajax-gezelschap naar het Népstadion te
rijden. Uiteraard zaten de spelers en trainer
in de eerste rit; de bestuursleden waren
daardoor pas enkele minuten voor
aanvang in het stadion, dat goed gevuld
was: zo'n 65.000 toeschouwers zorgden
voor een echte Cupsfeer. Voorafgaande
aan de wedstrijd was er een minuut stilte,
ter nagedachtenis aan de vliegramp met
Manchester United, enkele weken eerder.
De wedstrijd zelf liep voor Ajax niet erg
prettig: op het drassige veld kwam de ploeg
met 4-0 (een stand die al bij rust was
bereikt) nog goed weg. De teleurstelling
over deze eerste Europa-Cup-uitschakeling
was echter niet bijzonder groot, omdat
men Vasas enkele maatjes te groot achtte.
En dan niet alleen qua voetbal; zo lag er in
de kleedkamer tapijt op de vloer en
stonden er lederen banken.
Monter werd de dag erop dan ook
gewinkeld in Budapest. Voorzitter Wim
Volkers liet zich een porseleinen olifantje
aanpraten, dat bij thuiskomst in
Amsterdam van beton bleek te zijn. En
volgens mevrouw Volkers was het ook al
geen olifantje.
Vliegangst
Een kleine drie jaar later, eind november
1961, zette Ajax opnieuw per vliegtuig
koers richting Budapest. Daar was één
AJAX MAGAZINE MAART 2000