Boek der boeken De Middenweg in 1980. Het naambordje bij de deurbel vermeldt: R. Vunderink. Hij is in 1980 de oudste Ajacied en ik ga hem interviewen voor de Ajax-pagina in De Echo. Ajax is tachtig jaar en dat is de gelegenheid om de krasse knar aan de tand te voelen. Ik was van harte welkom. Vunderinks imposante gestalte vulde de woonkamer, ook toen hij zich in een zetel zette. Zijn ogen lichtten op achter zijn brillenglazen toen zijn vertellen overging in mijmeren. Hij had het over dat mooie oude stadion. Nee, niet de Meer, de Meer was zo oud nog niet. Vunderink sprak beelden naar voren van het houten stadion dat ooit ter hoogte van het huidige Christiaan Hygensplein had gelegen. III C J Voor een drie-koloms stukje in De Echo had ik na twintig minuten al lang genoeg maar ik liet de oude Vunderink praten en ijk: luisterde aandachtig, ontroerd soms. Hij schetste het tijdsbeeld, hij verhaalde over de kwaliteiten van de voetballers die hij had gezien, hij sprak over de bestuurlijke problemen en de oplossingen uit lang vervlogen dagen. Hij sprak over de mooie lokale rivaliteit die voetballend Amsterdam verdeelde. Zelf had de Roef slechts een enkele keer in het eerste elftal gespeeld, maar hij was op en top clubman. Van 1933 tot 1958 was hij als bestuurslid actief geweest en nog steeds, in 1980, bezocht hij de wedstrijden van zijn Ajax. De uren verstreken, de verhalen waren onuitputtelijk en ik vroeg mij af waar ik al deze goudomrande informatie moest laten. Welke pareltjes zou ik optillen en via mijn schrijfmachine vertalen naar geschreven tekst? Deze man was één brok Ajax-historie en ik genoot daarvan. Vunderink wrikte zich uit zijn stoel en pulkte uit een boekenkast een pil van een boek. Een vaal wit linnen omslag met daarin in goud de Griekse Ajax-kop. De rood- linnen rug van het boek droeg gouden letters: Ajax Vijftig Jaar. Ik wandelde door het boek als door de vele Ajax-jaren die de club hadden gemaakt tot wat zij was. Fraai fotowerk, curieuze berichten, fijne verhalen. Ik woog het boek in mijn handen. Vunderink gaf mij de kostbare pil mee naar huis. 'Wel terugbrengen/ zei hij, terwijl hij mij vaderlijk op de schouder sloeg. Thuis sloeg ik de bladzijden opnieuw omen beleefde de eerste vijftig jaren van de bijzondere vereniging. Het was moeilijk om afscheid te nemen van het boek. Later kocht ik er een, bij Antiquariaat Kok in de Oude Hoogstraat. Vijfenzeventig piek. En zo heel af en toe, hoogst zelden eigenlijk, I gaf ik het aan iemand mee, mits die meer dan normale liefde en belangstelling toonde. Wel terugbrengen,' zei ik dan, twee of drie keer. Want die pil is een collectors item van de eerste orde. De Amsterdamse Griek is iets minder dan een speerworp verwijderd van het honderdjarig bestaan. Op de Middenweg woont geen krasse Vunderink meer. Hij is dood. Maar de club leeft en in maart 2000 is er een nieuw volumineus boek, een nieuwe pil. Ajax 1900-2000. Waarin Ajax als fenomeen, als gevoel, als vereeniging en als vereniging en als beursgenoteerd bedrijf naar voren komt. Waarin alle Ajacieden die ooit dat ongewoon mooie shirt droegen, als pupil of als sterspeler in het eerste elftal, genoemd worden. Waarin schrijvenderwijs het oude houten stadion van Vunderink en het oude stenen stadion de Meer bezongen worden. Waarin de mensen van op en van achter het podium uiting geven aan hun rood-witte liefde, leed en vreugde in een mengeling van realiteitszin en emotie. Het wordt een allemachtig mooi boek dat de ziel van onze club bevat. Een boek om in je beide handen te wegen en je hart sneller te voelen slaan. Met vilten handen sla je de bladzijden om en je kijkt en leest met warme ogen. Een boek der boeken, collectors item, dat je slechts bij hoge uitzondering aan iemand in bruikleen afstaat. Op voorwaarde van ware liefde en belangstelling. 'Wel teruggeven,' zeg je dan. COLUMN door David Endt AJAX MAGAZINE JANUARI 2000

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 2000 | | pagina 25