ft ft I ft E
oom Bert en tante Lenie te gaan wonen
was nauwelijks een verbetering, en Marijke
in Amsterdam zag hem al aankomen. Die
had haar eigen leven.
'Ik denk dat ik straks eens met jouw vader
ga bellen, Richard.'
'Daar zal hij van opkijken,' antwoordde
Richard.
'Dat wij niet weten wat we met jou aan
moeten?'
Bij de deur draaide Richard zich om.
'Nee, dat hij nog altijd een zoon heeft.'
'Halte Antoniuspark.'
De bus stopte. Twee meisjes die hij niet
kende stapten uit. Richard onderdrukte het
gevoel achter hen aan te gaan. Hij keek
naar het grasveldje. Er voetbalde niemand.
Het veldje leek kleiner dan vroeger en
diepe sporen trokken door het gras, alsof
er onlangs een vrachtwagen doorheen was
geploegd. De bus trok weer op, door naar
het Streekziekenhuis. Richard was op weg
naar zijn vader die daar al tijden
opgenomen was. 'Een zwak hart,' zoals zijn
vader het noemde.
'Roofbouw,' hadden de doktoren
hoofdschuddend geconstateerd. 'Hij zuipt
nog steeds te veel,' was Marijke's honende
commentaar.
Richard draaide zich om en ving vlak voor
de bus de bocht omging nog net een glimp
op van de boom die ze vroeger als doelpaal
gebruikten. Nutteloos achtergelaten in het
parkje, eenzaam wachtend op betere tijden.
Binnenkant boom, zo nam hij vroeger
altijd de penalty's.
Het was al bijna vijf jaar geleden dat hij
hier vertrokken was, en sindsdien was hij
hooguit drie keer teruggeweest. De laatste
keer was al meer dan twee jaar geleden. Hij
was op weg naar het huis van Hein, zijn
beste vriend uit die tijd, toen hij hem in de
hoofdstraat tegen het lijf liep. Hein was
met twee jongens die Richard zich vaag
herinnerde als verwende rijkeluisettertjes
uit de uitvindersbuurt.
'Hé Hein, hoe gaat 't met jou?'
'Hé eh, Richard, ja goed, en met jou?'
'Tof, wie zijn dit?'
'O ja, dit zijn Arnoud en Arend-Jan,' zei
Hein, ze een voor een aanwijzend.
'Twee vrienden van me,' verduidelijkte hij.
'Hallo, ik ken Hein nog van de lagere
school. Hij was mijn beste vriend toen.'
Richard sloeg Hein op zijn schouder. 'We
voetbalden altijd samen en, ach, eigenlijk
deden we alles samen, nietwaar Hein?'
Hein antwoordde niet.
'Hoi,' zeiden de twee vrienden van Hein en
begonnen samen een gesprek over iemand
die Richard niet kende. Hein keek
ongemakkelijk om zich heen.
'Voetbal je nog altijd? Ik wel, op
kostschool. Nog altijd elke dag.'
'O.'
'En hoe gaat het met ons team, zijn we
intussen al eens een keer kampioen
geworden? Al is het maar voor ome Koen.
Hij verdient een kampioenschap, als geen
ander. Hoe is 't met hem? En met Peter?'
'Geen idee,' antwoordde Hein kortaf. 'Ik
zit nu op tennis.'
'O.'
Het gesprek stokte. Richard had nog van
alles willen vertellen. Over kostschool, over
de problemen met zijn vader, over zijn
ruzies met oom Bert en tante Lenie en over
Marijke, zijn zus, bij wie hij gelukkig
regelmatig logeerde, in Amsterdam. En hij
had willen horen over de club, en over
AIAV M A r. A 7 I M F IANUARI 7 0 0 0
20«5