EEN C MgWat wil jj nu eigenlijk met je leven?' •/Richard draaide ongedurig in zpjn stoel en haalde zijn schouders op. Het was niet de |p.M-ste keer dat hem de vtiaag gesteld werd. Zou waarschijnlijk ook Jiet de laatste keer zijn. W vroeg het zichzelf trouwens ook wel eens af. Op school had geen enkel vak meer zijn voorkeur. Zelfs de minder erge vaBcen als Nederfinds en geschiedenis waren saai, en erger nog, ze waren moeilijk geworden. En hij moest nog ruim twee jaar. Of drie jaar natuurlijk. Als hij het überhaupt al haalde. 'Nou?' Hanenberg stond wijdbeens in het midden van de bibliotheek en keek hem vragend aan. Het rook er muffig. Niet vies, muffig. Zoals oude boeken ruiken. Stralen zonlicht likten aan het stof dat traag door de bibliotheek dwarrelde. De wanden waren van de onderste plint tot boven aan het plafond met boeken gevuld. Voor de bovenste boeken moest je gebruik maken van het trapje dat in een rails langs de boekenkast gereden kon worden. Je zou haast willen dat je een briljant geleerde was, dan was dit de mooiste plek van de school. 'De Wolf was gisteren bij me en heeft me gevraagd eens een hartig woordje met jou te spreken. De Wolf heeft alles voor jou gedaan wat binnen zijn mogelijkheden lag en neem van mij aan, dat is nogal wat. Hij weet het nu ook niet meer. Jouw cijfers zijn slecht, je inzet is bedroevend en zoals jij je gedraagt in de groep lijkt er maar weinig kans op verbetering.' Het was woensdagmiddag, en in plaats van voetballen op de cour moest Richard voor de zoveelste keer zijn zorgwekkende resultaten verklaren. Nee, een briljant geleerde was hij bepaald niet. 'Je hebt een goed stel hersens, maar je bent zo lui als een schommelstoel,' was meestal de conclusie. En strafstudie was meestal de remedie. 'Denk je dat het nog langer kan op deze manier? Want dan heb ik slecht nieuws voor je! Het gaat namelijk niet langer zo!' VOEE&ALVEMAAL door Rick de Leeuw Hanenberg beende naar het raam. Het raam waar Richard al een tijd zijn blik op gefixeerd had. Achter dat raam lag de cour, er werd gevoetbald. Gerard Boenders, zijn beste vriend op kostschool, miste net een kans voor open doel. Hij glimlachte. 'Wat zit je daar nu stompzinnig te grijnzen?' foeterde Hanenberg. 'Je ziet echt de ernst van de situatie niet in, hè?' 'Eigenlijk zou ik nog altijd het liefste voetballer willen worden, meneer.' Richard schrok ervan. Ook hijzelf had eigenlijk geen antwoord meer verwacht. 'Voetballer!' brieste Hanenberg. 'Dat is toch geen beroep? Dat is een spelletje! Een spelletje waar u overigens wel discipline en doorzettingsvermogen voor nodig hebt, meneer Koning!' Richard keek naar de vloer. Had hij maar niets gezegd. Nu kon het nog wel even gaan duren. 'Dokter, dat is een beroep. Of advocaat, econoom, accountant. Bedenk zelf maar iets. Dat zijn beroepen!' Hanenberg schudde demonstratief zijn hoofd. 'Na alles wat je hier hebt meegekregen weet jij niets anders te bedenken dan dat je voetballer wilt worden!' Hanenberg zette zijn bril af en zwaaide ermee langs de wanden van de bibliotheek. 'De neerslag van eeuwen denken kijkt hier op je neer. Een bron van schier oneindige kennis die zich hier aan jou openbaart. Kijk dan om je heen. Sokrates, Plato, zelfs de grote Homerus buigt zich hier diep voorover, ze gaan nota bene door hun knieën, opdat jij kan delen in hun grootse gedachtegoed. Je hoeft je handen maar uit te steken en je kan de volrijpe vruchten plukken van honderden jaren wetenschap en cultuur. Hoeveel mensen op deze aarde zouden er ik weet niet wat voor over hebben om hier te mogen werken, en jij, jij...' Op Hanenbergs voorhoofd kon Richard de ader zien die altijd opzwol als hij boos werd. In de fietsenstalling hielden ze een ranglijst bij; wie de ader liet zwellen kreeg punten. Hiermee zou hij ongetwijfeld bovenaan zijn gekomen, als er maar een getuige bij geweest was. Hij had Hanenberg nog maar zelden zo kwaad gezien. Gelukkig sloeg Hanenberg nooit. Zou wel met een of andere gelofte te maken hebben. Hanenberg had dat natuurlijk beloofd aan de heilige Fransiscus, of aan zo'n ander type uit de kapel. Waren die gasten toch nog ergens goed voor. 'Ik weet echt niet wat we met jou aanmoeten hier.' Hanenberg had zich herpakt. 'Zo kan het in ieder geval niet langer. Verdwijn nu, ik moet even diep nadenken.' Richard stond op en liep naar de deur. Hij wist al evenmin hoe het verder moest. Verdwijnen klonk als een goede oplossing, maar waarheen? Om ook doordeweeks bij

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 2000 | | pagina 204