Op onze lagere school zat een jongen en
die had bij 'ra in de buurt gewoond. Zei-ie.
Het was moeilijk te bewijzen en we wilden
ook haast dat het niet waar was. Het kon
toch niet zo zijn dat Tommie Hem kende;
erger nog, weieens mee had mogen doen in
de voetbalwedstrijdjes op straat. Maar
Tommie hield vol, hij sprak over
Betondorp, dat vreemde aanhangsel aan
Amsterdam Oost. Wanneer je daar, veel te
vroeg voor de wedstrijd van Ajax, op de
nog stille zondagmiddag doorhéén liep,
waande je je in en andere wereld.
Inderdaad een dorp in Amsterdam.
Tommie nam mij mee. Hier, in de straat
die Weidestraat heette, op nummer 37,
woonde hij; het grote talent dat al een paar
keer in het eerste elftal had meegedaan en
van wie iedereen het fabelachtige van zijn
talent zag: Johan Cruijff. Hij zou het
Nederlands elftal wel gaan halen, zo goed
was-ie. Tommie ging bewijzen dat zijn
verhaal geen leugen was en samen gingen
we naar een wedstrijd van de betaalde
jeugd. Daar zou Cruijff meedoen. En hij
dééd mee. Hij legde er een stuk of drie in
het netje. Maar opvallender dan zijn score
was zijn spel. Hij kwikzilverde zo
overrompelend door de verdediging van
Heracles 2 dat het leek alsof hij
onwaarschijnlijk veel geluk had. Hij werd
vdörtgeblazen door een zijden bries. Nooit
botste de bal van zijn schoen en steeds
waren de tegenstanders een stap te laat. Op
het moment dat een verdediger de bal leek
af te pakken, tikte Cruijffie de bal opzij,
zwiepte zijn lijf dezelfde kant op en was
erlangs. Zijn dribbels leken op een
ontsnappingsdans. Gedanst op het ritme
van de bries en dp leren kloïhpeiï. Want zo
iel en licht zijn lichaam was, zo lomp
waren zijn kicksen. Zijn voetbalschoenen
leken op lelijke kluiten modder die maar
niet loslieten, maar die kluiten hinderden
hem geenszins. Cruijff voetbalde als in een
droom waarin onkwetsbaarheid en
toverkracht samensmelten en waarin
tegenstanders machteloos als lucht zijn.
Eigenlijk deed het doel van onze reis van
west naar oost er niet meer toe, zo mooi
was het geweest om de danser te zien
AJAKZIELEN
door David Endt
illustratie Thijs Damsma
ontsnappen aan de wetten van het
mogelijke. Na de wedstrijd wachtten Tom
en ik bovenaan de trap die van de
catacomben naar de eretribune leidde.
'Daarissie,' siste Tom. Ik had het
voetballertje in burgerkostuum haast niet
herkend. 'Hoi,' bracht Tom uit, toen
Cruijffie voorbij hem liep. Cruijff keek op
en antwoordde: 'Hé.' Er zat een flinterdun
laagje herkenning om dat hé. Voldoende,
naar mijn idee.
Cruijffie droomvoetbalde door. Hij rende
maar met die bal die hem niet wilde
verlaten en grote, kleine, dunne, brede,
harde, slimme, lompe, snelle, trage
verdedigers legden het altijd tegen hem af.
Wij raakten al in een roes wanneer hij
aanzette voor een dribbel - eerst met
dreigende rust, omhoog kijkend als een
eigenwijs generaaltje dat de situatie
overziet, dan accelererend, ietsje gebogen
maar oplettend, loerend, spiedend en dan
één, twee, drie keer bliksemend voorbij de
anoniem wordende mannen. Kanslozen,
i Kets, daar lag de bal in het net. Zo
eenvoudig was het. Nee, zo eenvoudig léék
het. Het straatvolk dat ons in de late
middag naar huis zag fietsen, snapte niet
waarom wij lachten. Een spontane,
onvermijdelijke en niet te onderdrukken
gelukzalige lach.
Wij keken met ons hart en zijn voetbal
wakkerde daarin een wild genot aan.
Niemand kon beter zijn dan hij en hij was
een van ons. Wij waren vol van Cruijff die
door zijn jeugd zo bereikbaar en
begrijpbaar, en met voetbalklompen
(inmiddels luxe Puma's) aan zo
onbereikbaar ongrijpbaar was. De
onbekommerde jaren haastten zich
voorbij, het waren Cruijff-jaren, vol van
verwachting, vol van schoonheid, vol van
idealen, vol van vervulling. De danser
danste minder maar gaf steeds vaker de
AJAX MAGAZINE DECEMBER 1999
maat aan van de muziek. Hij wees en
babbelde en wanneer niemand het nog
verwachtte, bliksemde hij toch, rats, rats,
langs twee tegenstanders. Laatste in de
saluut-cirkel, tikje in de maag van Bals,
Meerse modder aan zijn knieën, grasveeg
op zijn broekje, kous halverwege de kuit,
geluk-optillende vreugdesprong met pats!
de vuist er achter aan als uitroepteken.
Ook zijn hersenen bliksemden, die zorgden
voor de voorsprong. Hij zag wat
onzichtbaar was en zijn voeten maakte het
onzichtbare aanraakbaar duidelijk. Het
ging te snel om het te doorgronden maar
wij genoten van de roes die het
teweegbracht.
Cruijffie.
Ons antwoord op de Beatles/Kennedy en
Brigitte Bardot.
Toen hij in augustus 1973 met een handvol
magistrale solo's zijn vaarwel bezegelde,
noemden wij zijn vertrek naar Barcelona
verraad. Die term was de vertaling van ons
verdriet en de spijt. En de verwoeste hoop
dat het niet zo zou zijn. Het besef dat alles
wat geweest was voorbij zou zijn, was zo
hartverscheurend, dat je die pijn niet wilde
bekennen. Beter een schuldige aan het
onrecht gezocht.
Hij kwam terug. Hij danste slimmer en
gewiekster dan ooit. In alles was Cruijff een
maestro die zijn inzicht en ervaring
optimaal benutte. De zijdebries woei door
zijn hoofd. Was hij beter dan ooit? Zijn
tienerdribbels van rappe intuïtie waren zo
onvergetelijk en avontuurlijk. Rats, rats.
Kets. Mooier kon toch niet?
Maar wij fietsten niet meer naar de Meer
en je niet te vermijden spontane lach aan
het eind van de zondagmiddag was
verborgen achter de kennersblik. De
hersenen hadden de hartfunctie
overgenomen. En dus was hij nog beter
dan toen.
De allerbeste ooit
Het werk van Thijs Damsma is te
bezichtigen bij Galerie Peter Bax,
Singel 82, 8601 AM Sneek
29