Jan Gaasterland
Europa niet meer dragen, zegt Rood. 'Het
is één grote verwennerij als gevolg van de
krankzinnige salarissen en bonussen.' De
sfeer en de gezelligheid die ze meemaakte
toen ze begin jaren tachtig als
seizoenkaarthoudster in Vak G ('de lieve
buurman van Vak F') stond, is verdampte
nostalgie. 'In zwembadpas over de
Middenweg naar het stadion. In de Meer
rook je de spelers, hoorde je de plof van de
bal. Het is voorbij. Vooral door het geld.
Clubs in Nederland leggen jongens van
zestien, zeventien jaar vast. Kinderen.
Kinderen die zichzelf al zien schitteren in
Barcelona, Milaan en Manchester. Mijn
broertje leefde om te voetballen. Alle
plezier en creativiteit worden nu bij
voorbaat gesmoord in pakken geld, dikke
auto's, sponsorverplichtingen, interviews
en groupies.'
Witte vrouw
Abubakari Yakubu en Kofi Mensah van
Ajax en Vitesse-talent Matthew Amoah
vertelden Lydia Rood wat ze door- en
meemaakten nadat ze in Nederland waren
neergestreken. Ze had er veel voor over
gehad ook eens de sfeer van de
kleedkamer mee te maken. De deur bleef
op slot. Het mannenreservaat dat voetbal
is heeft vrouwen weliswaar toegelaten,
maar er zijn grenzen. 'Jammer. Heel erg
jammer.' Niettemin kostte het weinig
moeite, zegt ze, de spelers aan de praat te
krijgen over hun angsten en
onzekerheden. Dat ze een dubbel
gehandicapte buitenstaander was, vrouw
én wit, was geen beletsel. Voetballers, zegt
ze, zullen aan vrouwen ongetwijfeld
andere dingen vertellen dan aan mannen.
Zoiets heeft alleen voordelen. 'Mannen
die met voetballers praten, willen
onmiddellijk bewijzen dat zij enorm veel
verstand van het spel hebben. Vrouwen
zijn daar niet op uit. Vrouwen stellen zich
dom en onwetend op. Ze gaan op hun rug
liggen met de pootjes omhoog en krijgen
vervolgens alles te horen.'
Stilstaan bij een eeuw Ajax
Een grote voetbalfan was hij niet, toen hij in 1995 werd aangesteld als directeur van de
Amsterdam ArenA. Maar hoe vaker Jan Gaasterland op de tribunes bivakkeerde, hoe meer
het ging borrelen van binnen.
'Ajax en de ArenA zijn twee zaken die je niet los kunt koppelen van elkaar. Het is als een
huwelijk; en inmiddels klopt mijn hart voor beide met even veel emotie. Dat kan ook niet
anders. Wanneer je hier vaak rondloopt, veel mensen van de club spreekt, raak je vanzelf
met Ajax besmet.
Ik kom regelmatig in het Ajax Museum. En iedere keer besef je dan weer wat een
waanzinnige historie de club in die honderd jaar heeft opgebouwd. Een heleboel mensen
weet niet dat Ajax helemaal geen Amsterdamse club is, maar een club van heel Nederland.
Tachtig procent van de bezoekers van wedstrijden in de ArenA komt van buiten Groot-
Amsterdam, van Maastricht tot Groningen. En ook dat maakt die club zo ongelooflijk
bijzonder.
In het museum zie je ook het groeiproces dat Ajax heeft doorgemaakt, met name de laatste
paar jaar. De blik wordt steeds meer op Europa gericht en daar sta ik volledig achter. Je
moet nooit je roots vergeten, maar uiteindelijk hoort Ajax thuis in de Europese èn
mondiale top. Dus moet je meegaan in de nieuwste ontwikkelingen.
Onze bijdrage aan het eeuwfeest is nog onduidelijk. Het lijkt me logisch dat het feestje door
de jarige wordt georganiseerd. We hopen dat we op het partijtje mogen komen en
vervolgens iets toe kunnen voegen aan het ongetwijfeld bijzonder uitgebreide programma.'
Foto: Louis van de Vuurst, tekst: Pauline Blom
234 AJAX MAGAZINE DECFMRFR 1999
rondloopt, veel mensen van
vanzelf met Ajax besmet'