Belgen, Fransen, eigenlijk aan alle buitenlanders. En al die buitenlanders merken het, laten het gedwee over zich komen. Een voorbeeld? 'Kijk om je heen, luister naar wat wordt gezegd.' Voor haar viel veel op zijn plaats toen Ajax in 1995 in de finale van de Europa Cup met 1-0 won van AC Milan. Doelpunt Patrick Kluivert. Na de wedstrijd trok ze de stad in. Tot haar stomme verbazing merkte ze dat iedere gekleurde Amsterdammer, van Turk en Marokkaan tot Surinamer en Afrikaan, haar die dag recht in de ogen keek. 'Voor Nederlanders is dat gewoon, voor andere culturen niet. De identiteit van de doelpuntenmaker deed hen voor even alle schroom van zich afgooien. Ik kan het niet bewijzen, maar het was niet gebeurd als Jari Litmanen of Mare Overmars die bal erin had geschoten.' Hittepitjes Als kind veel gevoetbald, op straat en op het veldje achter. Met haar broers vooral. Ze leerde er de basisprincipes: goede balcontrole, redelijk spelinzicht, maar vooral sterk vanaf elf meter. 'M'n penalty's waren gevreesd. Verwoestend.' Nooit bij een club gespeeld, want zoiets deden meisjes in de jaren zestig niet. En zij die het wel deden, waren 'hittepitjes die in strakke broekjes en zwaaropgemaakt' het veld opkwamen met als voornaamste doel indruk te maken op de jongens die langs de lijn stonden. 'De spelregels waren aangepast aan de tuttigheid van die tijd: meisjes mochten op borsthoogte hands maken om hun tietjes te beschermen. Tegen de tijd dat vrouwenvoetbal serieus werd had ik het te druk met andere dingen.' Om te ontsnappen aan de tuttigheid, richtte ze zelf haar voetbalclubs op. Op de lagere en middelbare school, later ook toen ze studeerde in Amsterdam. Vooral de laatste was een succes, zegt ze. Wekelijkse wedstrijden in het Martin Luther King- park, achter het De Miranda-bad. Zes tegen zes, zeven tegen zeven. 'Gemengd voetbal, hè. Mannen én vrouwen. We hadden ook een clubblad. Socrates. Ja, het was wél een voetbalclub voor semi-intellectuelen en pseudo-intellectuelen. Ik behoorde zonder twijfel tot de laatste categorie.' Thuis in Velp, in de jaren zestig, was in gezinsverband besloten dat de familie vóór Ajax was. Gewoon, omdat ze net iets meer tégen Feyenoord waren. Johan Cruijff was de gezamenlijke favoriet. Later, begin jaren tachtig, in haar studententijd, keerde Cruijff terug. Bij Ajax, in haar leven. 'Toen hij in 1981 weer voor Ajax ging spelen, heb ik onmiddellijk een seizoenkaart aangeschaft.' De geboorte van Roosmarijn deed de verhouding met Ajax wat bekoelen, maar deze bloeide weer op nu haar dochter zelf de stadiongerechtigde leeftijd heeft. Met pleegzoon Jurriaen zitten ze met z'n drieën iedere veertien dagen in de ArenA. Ze kijkt naar voetbal, zoals ze als 12-jarige naar voetbal keek. Buitenspel herkent ze, tactiek niet. Wie-er bij de tegenstander meespeelt? Geen flauw idee, daar komt ze niet voor. Voetbal kijken, is kijken naar je favorieten. In het stadion: Ajax; thuis voor de tv: het Nederlands elftal. Mooie koppen? Komen pas op de tweede plaats, ziet ze ook pas als spelers op de tv verschijnen. 'Liever heb ik ze dan niet al te close in beeld. Zie je opeens dat je favoriete AJAX MAGAZINE DECEMBER 1999

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 1999 | | pagina 237