KATERN
Keeper Gerrit Keizer keerde na een verblijf in
Londen in 1933 weer terug onder de Ajax-lat.
dolgelukkige secretaris Marius Koolhaas
poseerde voor het clubblad met de
wedstrijdbal. Het onderschrift luidde:Ich
hab' dich Heb, Braune Madonna
Nog meer fraaie zegswijzen: op de cover
van het kampioensnummer prijkte de
tekst: 'Zoals de Ajaxklok tikt, tikt er geen!'
In het seizoen erop tikte de Ajaxklok
gewoon door, maar helaas kwam de ploeg
op de belangrijke afspraken te laat. Mede
door een te laconieke houding gingen de
wedstrijden bij Haarlem (5-2) en
kampioen Stormvogels (5-0) ruim
verloren. Voor het eerst in drie jaar
veroverde Ajax deze competitie geen
enkele prijs. De ploeg kon als excuus
aanvoeren dat men het elftal op drie
plaatsen had moeten aanpassen: Dolf van
Kol (gestopt, werd oefenmeester), Henk
Anderiesen (verhuizing naar Limburg) en
doelman Jan Bonneveld waren er niet meer
bij geweest. Jan Schubert en Henk
Blomvliet speelden zich vast in het elftal.
Co Hoeboer werd de nieuwe man onder de
lat, al speelde oudgediende Jan de Boer ook
enkele duels. In de volgende seizoenen
stond de uit Londen teruggekeerde Gerrit
Keizer weer tussen de palen.
Doelgemïddeide
Het seizoen 1933-1934 begon net zo
spectaculair als het eindigde. De uitslag van
de uitwedstrijd tegen ADO was nog niet zo
opwindend (1-4), wel de manier waarop
hij tot stand kwam. Drie Ajacieden
moesten gedurende de wedstrijd
geblesseerd het veld verlaten. Ajax had
echter maar twee invallers mee naar Den
Haag genomen (Ko Loois en Jan Stam).
Meerdere invallers waren toegestaan, mits
de reden voor de wissel een blessure was
(een tactische wissel was not done).
Secretaris Jan Elzenga, meegereisd naar
Den Haag, trok na het uitvallen van de
derde Ajacied, Henk Mulders, diens
voetbalkloffie aan. Het bestuurslid
bekroonde zijn debuut zelfs met een
treffer.
Voor het eerst waren de rivalen Ajax en
Feyenoord samen in een afdeling
ingedeeld. Menigeen riep daarop dat de
Foto: Collectie Ajax
kampioen van deze klasse ook wel
kampioen van Nederland zou worden.
Dat gebeurde ook, maar het kostte wel heel
wat bloed, zweet, tranen én wedstrijden.
Opmerkelijk genoeg had Ajax met
Feyenoord weinig moeite (7-1 en 1-4). De
7-1 in Amsterdam (zonder Piet van
Reenen, maar diens vervanger Piet
Oudendijk scoorde vier keer!) was het
begin van een fenomenale reeks waarin
Ajax geen punt meer zou laten liggen.
Reeds op 28 januari 1935 was Ajax
afdelingskampioen. Aan het eind van het
seizoen was de voorsprong op nummer
twee VSV opgelopen tot tien punten.
Minder vlotjes verliep het in de
kampioenscompetitie. Na acht wedstrijden
stonden Ajax, KFC en Willem II samen
bovenaan. Ajax had met name moeite met
het nieuwe 'W-systeem' van KFC, waarbij
de voorhoede zich in een W-figuur
opstelde, waardoor de binnenspelers
teruggetrokken speelden. Ook voetbalde
men met een stopperspil, de voorloper van
de voorstopper. KFC speelde dit systeem
als eerste in Nederland, tot ergernis van
Ajax dat slechts één puntje aan de
ontmoetingen met KFC overhield. Dat kon
nooit aan Ajax zelf liggen, vonden de
spreekwoordelijk onbescheiden
Amsterdammers. In plaats daarvan sprak
men van 'afbraakvoetbal' van de
tegenstander.
Ajax had het beste doelgemiddelde (het
aantal treffers gedeeld door het aantal
tegentreffers; aan doelsaldo deed men nog
niet) van de drie clubs, maar dat deed niet
ter zake, oordeelde de NVB. Het drietal
moest maar in een extra, halve competitie
uitmaken wie kampioen van Nederland
zou worden. Pas als men dan wéér gelijk
Secretaris Jan Elzenga trok
na het uitvallen van de
derde Ajacied diens
voetbalkloffie aan en
bekroonde zijn debuut met
een treffer
AJAX MAGAZINE DECEMBER 1999