KATERN
Vraag een Ajacied naar de gouden periode van Ajax en hij of zij zal naar alle
waarschijnlijkheid beginnen over het tijdperk van Cruijff, Keizer en de Europa
Cups. Een jongere noemt waarschijnlijk de periode onder Louis van Gaal. Maar
een oudere Ajacied heeft het ongetwijfeld over de jaren dertig. Tussen 1929 en
1939 veroverde Ajax vijf keer het landskampioenschap, werd het acht keer
afdelingskampioen en bezette het in 'minder succesvolle' jaren nog altijd de
tweede plaats. Dit tijdvak, bijgenaamd de 'Gouden Eeuw van Ajax', was in een
aantal opzichten een blauwdruk van latere succesperiodes.
De clubhistorie leert ons dat Ajax een diep
dal 'nodig' heeft om aan een succesperiode
te beginnen. De degradatie van 1914 ging
vooraf aan de kampioenschappen van 1918
en 1919, in 1965 donderde Ajax bijna uit
de eredivisie om in de jaren daarna Europa
te veroveren en het staafincident, de
zwartgeldaffaire en de Europese schorsing
bereidden de weg voor de successen onder
Louis van Gaal.
In het seizoen 1928-1929 had Ajax na
negen wedstrijden drie punten. Voorzitter
Frans Schoevaart riep in de nacht van 9 op
10 december tijdens een
bestuursvergadering schertsend de
noodtoestand uit en riep in militaire
termen de Ajacieden op zich te
mobiliseren. Op 11 april 1929 kon hij reeds
de demobilisatie afkondigen; via
overwinningen op Stormvogels en VUC
was het 'degradatiespook' verdreven. Ajax
Ajax in het seizoen
1931-1932, waarin
zowel het afdelings
als het
landskampioenschap
behaald werd. Staand:
Jack Reynolds, Joop
Martens, Henk
Anderiesen, Jan van
Diepenbeek, Jan
Bonneveld, Piet van
Deyck, Dolf van Kol,
Marius Koolhaas
(voorzitter); knielend:
Wim Anderiesen;
zittend: Bob ten Have,
Wim Volkers, Piet van
Reenen, Piet
Strijbosch, Henk
Mulders.
161
Foto: Collectie Ajax