De bal met Het bruine de veter monster In de rubriek 'Museumstukken' worden voorwerpen belicht die er om een of andere reden uitspringen. Deze keer is dat een oude leren voetbal uit de jaren dertig. De bal met de veter zoog bij nat weer water op als een spons en werd zo een loodzwaar en soms zelfs gevaarlijk attribuut. Vandaar misschien ook de bijnaam 'het bruine monster'. Voetballen hebben altijd bestaan uit een ggbinneii- en een bui-tenbal. Er zijn tegenwoordig natuurlijk wel plastic ballen - zonder binnenbal - maar daarmee worderfnooit officiële wedstrijden gMRid. Zo kun je ballen maken uit één •MBcunststof, zoals bij basketballen gebeurt, maar die zijn ongeschikt voor wedstrijdvoetbal. Een bal moeten namelijk veel meer veerkracht hebben, want als een speler hem raakt, komt er een belasting van 500 tot 700 kilogram op zijn voet. Op sterk vertraagde filmbeelden kun je zien dat de voet bij een goed schot bijna helemaal in de bal verdwijnt. De binnenbal wordt doorgaans van rubber gemaakt en er zit een ventiel op om hem te kunnen vullen met lucht. Door dat ventiel is een échte voetbal nooit helemaal rond en heeft hij een zwaartepunt. Sommige spelers weten bij een vrije trap dit punt zo te raken, dat de bal gaat 'fladderen'. Vooral als het schot ook hard is, wordt een keeper dan vrijwel kansloos. Vroeger naaide men voor de buitenbal twaalf repen leer van koeien-huid aan elkaar. De bal kreeg een binnenbal en werd vervolgens met een veter dichtgeknoopt; op de foto hiernaast is die goed te zien. Wie bij het koppen de veter precies op het MMSEMMSTMKKEN door Carel Berenschot foto Jasper Wiedeman voorhoofd kreeg, kon behoorlijk gewond raken, zeker als de bal nat en zwaar was. Leer is een natuurproduct, waarbij de verschillende repen leer niet altijd even dik en zwaar waren. Voetballen uit die tijd hadden daardoor nooit exact eenzelfde gewicht. Grof gezegd woog een goede, nieuwe bal tussen de 425 en 450 gram, maar als het regende, zoog het leer water op. De bal werd hierdoor niet alleen groter, maar ook zwaarder. Soms woog hij aan het eind van een regenwedstrijd wel 1000 gram (zegge één kilo!). Omdat het leer blééf werken, moest je de bal na een wedstrijd altijd leeg laten lopen en vervolgens invetten, want als je een opgepompte bal enige tijd niet gebruikte, zakte de lucht naar één kant en werd hij eivormig. Dat heette dan ook 'een eitje'. Televisiebal Op het wereldkampioenschap van 1958, dat in Zweden werd gehou-den, werd voor het eerst een zogeheten 'televisiebal' gebruikt. Televisie was in Europa pas geïntroduceerd, en op de zwartwittoestellen van die tijd was de bruine bal moeilijk te volgen. Daarom ging men nieuwe ballen maken, de zogenaamde tweede-generatieballen. Deze ballen werden eerst helemaal wit geverfd en daarop werden zwarte vlakken aangebracht. Bovendien werden zij gemaakt van achttien repen leer, in plaats van twaalf, waardoor de kans dat ze bij nat weer groter en zwaarder werden, veel geringer was. De zwart-witte vlakken hadden zes hoeken en werden met de hand op het leer geverfd. Omdat er verf werd gebruikt, moesten de ballen na vier of vijf wedstrijden altijd opnieuw geschilderd worden, want de bruine onderlaag kwam er altijd weer doorheen. Met de hand Vanaf 1960 werd de Duitse firma Adidas bij alle Europese en wereldkampioenschappen en op de Olympische spelen de officiële ballenleverancier. Hun nieuwe bal was opgebouwd uit 32 aparte, zeshoekige blokjes. Al die blokjes werden - met de hand - aan elkaar genaaid. Stuk voor stuk werden er vervolgens kleine gaatjes in aangebracht waarna de vakjes met 156 AJAX MAGAZINE DECEMBER 1999

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 1999 | | pagina 162